dinsdag 30 november 2010

HALVE WAARHEDEN…

Toen ik deze week in de wachtzaal van de tandarts zat, lag daar een plaatselijk tijdschrift waarin men schreef over het jaarlijkse Sint-Maartensfeest. Er stond in dat artikeltje ook een mooie beschrijving van Sint-Maarten. “Martinus was de zoon van een rijke koopman en een soldaat in het Romeinse leger. Hij reed in het koude herfstweer naar de stad, samen met zijn soldaten. Om zich warm te houden, had hij een dikke mantel omgeslagen. Voordat hij de stad inreed, werd hij staande gehouden door een arme man. De arme man had geen schoenen, geen sokken en geen jas aan. Hij had het koud en geen geld om eten te kopen. Martinus dacht kort na, want zonder mantel mocht hij in die tijd de stad niet in; de mantel is namelijk een onderdeel van het soldatenuniform. Maar hij wilde de arme man ook niet in de kou laten staan. Toen nam hij zijn zwaard en sneed zijn mantel door tweeën. Daarna nam hij zijn geldbuidel, gaf de arme man een paar centen, zodat deze wat te eten en drinken kon kopen en reed verder, de stad in. Nu nog wordt elk jaar op 11 november Sint Maarten gevierd”. Tot zover het citaat uit het blaadje. Wat er staat, zal wel ongeveer kloppen maar er ontbreekt toch wel een groot stuk van de waarheid. Dat Jezus Christus in een droom aan Martinus is verschenen en dat Martinus toen een doopleerling was die probeerde te leven zoals Jezus Christus het vraagt, is weggelaten en precies dat is de reden van Martinus’ handelen.

Hetzelfde maken we ook mee met het hele Sinterklaasverhaal. Vraag maar eens aan een kind wie de heilige Nicolaas is. Je komt niet verder dan: een goede man die mensen blij maakt door pakjes te brengen. Dat zal hij wel geweest zijn maar het weinige wat we echt van de heilige Nicolaas weten wordt eigenlijk helemaal verzwegen: een bisschop, een man die opgekomen is voor het geloof dat Jezus Christus de zoon van God was en ook werkelijk God was, een man die vanuit een sterke band met Jezus Christus goed is geweest voor de mensen op zijn levenspad.

Mensen die men ook in deze tijd als voorbeeld wil stellen zijn onder andere Pater Damiaan en Moeder Theresa. Men bewondert Pater Damiaan dat hij naar het melaatseneiland Molokai ging om er voor de verlaten melaatsen te zorgen en uiteindelijk ook zelf melaatse werd. Zelden staat in de verf dat hij er niet als sociale werker naartoe ging maar als priester om die melaatsen met zijn priesterlijke zorg Christus te brengen en met de sacramenten nabij te zijn. Moeder Theresa wordt bewonderd omdat ze zoveel sukkelaars in India en zovele andere plaatsen liefdevol nabij is geweest. Zelden wordt de bron van haar inzet belicht: een levende band met Jezus Christus en Zijn Woord “Wat gij voor de minsten van de Mijnen hebt gedaan, hebt gij voor Mij gedaan”.

Ik noem hier nu vier figuren uit de mensengeschiedenis op die we allemaal wel kennen en waar elk bewondering voor heeft, voor wat ze hebben gedaan maar van wie meestal maar de halve waarheid wordt verteld. Hun bron van hun inzet was dezelfde: Jezus Christus, in Wie ze sterk geloofden, met Wie ze in het gebed en in het dagelijkse leven een sterke band hadden. Die figuren kunnen we niet zien zonder Jezus Christus. Een levende band met die Jezus Christus kan ook ons grote dingen laten doen.

Gods Zegen, uw priester en pastoor A. Penne. 

Mgr. Léonard ‘Een ernstige dwaling die moet bijgestuurd worden’

 
Bron: RKnieuws.net

“‘Een ernstige dwaling die moet bijgestuurd worden”. Zo bestempelt mgr. Léonard, aartsbisschop van Mechelen-Brussel, het “zeer ernstig misbruik” in een aantal parochies om tijdens de eucharistieviering het eucharistisch dankgebed alternerend te bidden door de priester en de hele gemeenschap of een deel ervan met inbegrip van de consecratie.
“Dit is een zeer zware fout met gewichtige gevolgen, vermits ze erop neerkomt dat ze de eigen rol van de priester als voorganger in de eucharistie totaal vervaagt. Dit doet afbreuk aan een essentiële structuur binnen de katholieke Kerk die inhoudt dat – precies zoals in de orthodoxe Kerk – de gewijde bedienaar noodzakelijk is om Christus die in eigen persoon de eucharistie viert te ‘vertegenwoordigen’ en ‘tegenwoordig te brengen’ tot eer van God en voor het heil van de wereld’, aldus mgr. Léonard in het beleids- en infoblad van het aartsbisdom.

“Het is dus een totale misvatting te menen dat de specifieke rol van de priester, die de enige gemandateerde is om het eucharistisch gebed uit te spreken, een vorm van machtsmisbruik is’, stelt de aartsbisschop. “Het bezwaart mij deze elementaire zaken in herinnering te moeten brengen, maar het behoort tot mijn taak zowel de gelovigen als de priesters te wijzen op het belang van deze kwesties. Inderdaad, deze ontoelaatbare praktijken hebben vaak ideologische connotaties. Op min of meer uitgesproken wijze willen ze, doorheen de liturgie, de idee ingang doen vinden van een Kerk die best kan leven zonder apostolische bediening of priesterschap. En dat betekent een totale breuk met het Tweede Vaticaans Concilie dat het onderscheid tussen het priesterschap van alle gedoopten en het gewijde priesterschap met klem benadrukt”, besluit mgr. Léonard.

dinsdag 23 november 2010

Hoe De Standaard het gezicht niet wil verliezen



22 november 2010 Door pierrefrancois

Paus buigt voor realiteit, staat er in grote letters in De Standaard van 22 november, in verband met het gebruik van condoom om AIDS te bestrijden. Eindelijk, zo zegt de redactie, komt de paus eens positief in de media, en precies door te zeggen wat De Standaard altijd heeft gezegd inzake bestrijding van AIDS. Het schijnt dus een morele overwinning van De Standaard.

Maar wie het artikel leest, komt tot een andere conclusie: wat de paus hiermee bedoelt, is altijd een onderdeel van de morele leer van de Kerk geweest. Geen sprake meer van koerswijziging van het Vaticaan. Ondertussen zijn er weinig kritische mensen die het door hebben: de krantenkop is misleidend.

Het probleem is recurrent: de geschreven pers moet razend snel werken, en weinig journalisten zijn theologisch geschoold genoeg om de morele leer van de katholieke Kerk te kennen. Ze kunnen dus moeilijk anders doen dan zinnen rukken uit hun context, en de indruk geven dat het Vaticaan ineens van koers verandert en met nieuwe standpunten afkomt, terwijl het “niets nieuws onder de zon” is. Mgr. Léonard verging het niet anders.

Als later blijkt, door nieuwe verklaringen, dat het standpunt van het Vaticaan of van de Aartsbisschop niet zo dom is, dan klinkt de reactie: Zie je wel? Nu zegt het Vaticaan wat wij altijd hebben gezegd! En in plaats van toe te geven dat de paus zich niet vergist heeft, kunnen ze nu met verheven hoofd stellen: Wij hebben groot gelijk. En ondertussen wordt een ommetje genomen met de objectiviteit van de berichtgeving. Of dit gewild of ongewild is, laat ik in het midden.

Gelukkig beschikken wij over de nieuwe media om daaraan te ontsnappen.


Bron: http://eerwaardeheerfrancois.wordpress.com/2010/11/22/hoe-de-standaard-het-gezicht-niet-wil-verliezen/

Stenigen mag een beetje

Benno Barnard: 'Onderstaande tekst schreef ik samen met Wim van Rooy voor De Standaard. Die krant weigerde publicatie niet rechtstreeks, maar onrechtstreeks: door ons stuk niet te plaatsen namelijk.'



Er spelen zich in België vreemde taferelen af. Terwijl de kerk van het multiculturele geloof leegloopt, krijgt de burger binnen één week de surrealistische resultaten voorgeschoteld van Joëlle Milquets Rondetafel van de Interculturaliteit en moet hij het meemaken dat aan de Antwerpse Universiteit een sympathiek driedaags congres over de plaats van de islam in het nieuwe Europa plaatsvindt – een congres dat niet alleen volslagen chaotisch was, maar ook nog eens gekaapt werd door moslimfundamentalisten, dat alles onder de ogen van de welwillende universitaire gemeenschap, aangevoerd door rector Alain Verschoren, een brave postmoderne ziel die het kwaad nog niet zou herkennen in een vernietigingskamp van de nazi’s.

Op een schaakbord ter grootte van Europa is het eindspel begonnen tussen realisten en utopisten – die laatsten zijn de volgelingen van allerlei denominaties en obediënties van het communisme, antizionisme en zonnepanelendom, het zijn de kruidenvrouwtjes en wichelaars van allerlei slag, de diepchristelijke kinderen van Egidius, vele leden van de culturele en academische elite, en voorts de nodige journalisten, al dan niet werkzaam bij de nieuwsdienst van de VRT.

Het zou hier te ver voeren om de vele punten uit de Rondetafel van Milquet te becommentariëren: men kan alleen maar hopen dat veel van de desiderata zoals voorheen dode letter blijven. De meeste aanbevelingen zijn immers niet alleen hopeloos naïef, ze getuigen van een vastgeroest denken dat inzet op een utopische maatschappij die als staatsideologie door de strot wordt geduwd, een tikkeltje in de stijl van wijlen Stalin, met een eigen inquisitie, het CGKR, dat de vrijheid van meningsuiting ondertussen tot een lachertje heeft gemaakt en politieke processen tot zijn waarmerk. Voor een dergelijke Rondetafel is het motto immers: wie niet multicultureel is – of ‘intercultureel’, le dernier cri, die een soort politiek-correcte apartheid aanduidt – ontmaskert zichzelf als racist en fascist. Maar het ware fascisme dient zich verwarrend genoeg – zoals lang geleden al voorspeld – als antifascisme aan.

De moegetergde leerkracht, de toegewijde verpleegster en de gefrustreerde politieagent krijgen van Milquet impliciet opnieuw de boodschap mee dat ze nog niet genoeg gedaan hebben voor degenen die in het verslag culturele minderheden wordt genoemd – en dan denkt de man in de straat beslist niet aan Nepalese boeddhisten of uit het Midden-Oosten gevluchte christenen, maar aan datgene waarover men moet zwijgen. Want het is zoals de aanklagers op het historische proces Wilders het formuleerden: de vraag is niet of Wilders de waarheid spreekt, de vraag is of hij die mag spreken.

Het meest navrante van dit hele circus is dat de islam niet wordt genoemd. En toch is deze totalitaire orthopraxis, zoals de Iraanse ervaringsdeskundige professor Afshin Ellian onlangs in Elsevier schreef, ‘een ramp, een verwoestende tsunami voor andersdenkenden en andere culturen’. De islam heeft een antiwetenschappelijke cultuur gegenereerd die al 1400 jaar op elke beschaving parasiteert en overal waar hij komt stilstand en ellende veroorzaakt. Of zoals Ataturk al verklaarde: de islam is een rottend kadaver dat het leven van de moslims vergiftigt. En langzamerhand dus ook ons leven.

U zegt dat de islam niet bestaat? U dwaalt. Niet alleen aanvaarden nagenoeg alle moslims de vijf zuilen van de islam, maar als er in Europa een spotprent over Mohammed verschijnt, verenigt de oemma zich en spreekt hij met één stem, waarbij de fundamentalisten altijd de beste papieren hebben. U wilt onderscheid maken tussen islam en islamisme? Lees de Duits-Turkse sociologe Necla Kelek: zij stelt dat de afwijzing van secularisme en de westerse cultuur de kern vormt van de politiek van haast alle islamitische instituties. John Esposito, vriend van de islam, hield een mondiale en longitudinale enquête over dit agressieve systeem en kwam uit op 6 procent fundamentalisten. Wie wat doorrekent komt uit op zowat 90 miljoen moslims… Waarom is iedereen zo bang om dit soort feiten te erkennen? Als zo’n Rondetafel bijvoorbeeld bedrijven vraagt moslims de gelegenheid te geven vijf keer per dag te bidden, dan zit de gotspe erin dat een en ander zelfs in Libië niet wordt geëist! Zo werkt men de fundamentalisering van Europa in de hand en de moslimwereld kijkt afwisselend verlekkerd en met geoefende pruillip toe.

En dan organiseert men aan de Antwerpse universiteit een colloquium over de plaats van de islam in Europa. De desinformatie in de verschillende exposés was groot. Dat is ook niet zo verbazingwekkend, want tot de deelnemers behoorden ongure types als de Marokkanen Yacob Mahi en Mohammed Bensalah, van wie de eerste het liberalisme als ‘de moordenaar van de menselijke vrijheid’ omschreef, en de tweede zich beriep op teksten van Sigrid Hunke, die werkzaam was op de wetenschappelijke afdeling van de SS. Maar de grootste intellectuele geweldenaar onder de buitenlandse gasten was toch wel de Zwitserse imam Yussef Ibram, die in 2004 verklaarde dat steniging, hoewel in Zwitserland niet nodig, absoluut niet in opspraak mocht worden gebracht. Merkwaardig! Je zou toch denken dat er stenen voldoende zijn in dat land.

Bron: http://knack.rnews.be/nl/actualiteit/nieuws/boeken/blogs/benno-barnard/stenigen-mag-een-beetje/opinie-1194874455243.htm

zaterdag 20 november 2010

Benedictus XVI: oecumene is geen politiek engagement


Rome, 18 november 2010 (ZENIT.org)

 

De eenheid van de christenen is geen “politiek engagement” dat het mogelijk maakt binnen een gegeven tijdsbestek “akkoorden” te bereiken “die voor iedereen aanvaardbaar zijn”. Het is en blijft een gebed dat in Gods handen ligt.

“Alhoewel zich nieuwe problematische situaties voordoen of moeilijke punten voor de dialoog, blijft het doel van de oecumenische weg onveranderd, evenals het vaste engagement op die weg voort te gaan”, aldus de paus. “Het is echter geen politiek engagement waarbij het aankomt op handigheid bij het onderhandelen” of de “bekwaamheid compromissen te vinden” die het binnen een gegeven tijdsbestek mogelijk maken tot “akkoorden” te komen “die voor iedereen aanvaardbaar zijn”.

Voor de paus “heeft oecumene een tweevoudige beweging”. “Enerzijds de overtuigde, vurige en bestendige zoektocht om volledige eenheid te vinden in de waarheid, om modellen van eenheid te bedenken, om tegenstellingen en schaduwzijden op te helderen. En dit met de noodzakelijke theologische dialoog, doch vooral met gebed en boete, met deze spirituele oecumene die de kern is van iedere weg: de eenheid van de christenen is en blijft een gebed, het gebed is haar woning.”

Benedictus XVI benadrukte ook dat wij “het ogenblik” niet kennen “waarop de eenheid tussen alle volgelingen van Christus verwezenlijkt wordt” en dat wij het niet kunnen kennen “omdat niet wij, maar God de eenheid maakt”.

Benedictus XVI haalde de “zeer nauwe banden” voor de geest met de orthodoxe en oosterse Kerken. Met de orthodoxen “zijn we erin geslaagd tot een cruciaal punt van confrontatie en reflectie te komen: de rol van de bisschop van Rome binnen de Kerkgemeenschap”.

“De Kerkelijke kwestie was ook de kern van de dialoog met de oosterse Kerken: ondanks vele eeuwen van onbegrip en verwijdering, hebben we met vreugde vastgesteld dat wij een kostbaar gemeenschappelijk patrimonium bezitten.”

vrijdag 19 november 2010

Kerk heeft recht op eigen rechtssysteem

Prof. Kurt Martens:
 
(Bron: Tertio)
Nu de bijzondere commissie voor seksueel misbruik in de Kamer met haar werkzaamheden is begonnen, is het belangrijk goed zicht te krijgen op de verhouding tussen kerk en staat, meent kerkjurist Kurt Martens. Zo kan de kerk – vanuit de godsdienstvrijheid – gerust een eigen rechtssysteem hanteren.
In de marge van de eerste vergadering van de ‘Bijzondere commissie betreffende de behandeling van seksueel misbruik en feiten van pedofilie binnen een gezagsrelatie, inzonderheid binnen de kerk’ legden politici en anderen verklaringen af die doen nadenken. Er lijkt bij de commissie of minstens bij enkelen van haar leden een zekere interesse te bestaan voor het kerkelijk recht en de wijze waarop dat rechtssysteem functioneert. Tot daar is er niets aan de hand, wel integendeel: dat er belangstelling is voor kerkelijk recht kan alleen maar worden toegejuicht. Maar het wordt problematisch als die belangstelling gepaard gaat met het uitspreken van waardeoordelen.

Een enkele politicus had het over een ‘staat in de staat’. Elders was dan weer te lezen dat seksueel misbruik binnen de kerk een wereldwijd probleem is en dat de kerk een eigen rechtssysteem heeft, waarbij alle gelovige slachtoffers een clausule van geheimhouding moeten ondertekenen en waarbij de dossiers persoonlijk aan de paus worden gemeld. Conclusie van die redenering: de duistere afhandeling van de pedoklachten zit dus ingebakken in de kerkelijke structuren. Bij zoveel ongenuanceerdheid en onbegrip past zeker enige verduidelijking.

Eigen rechtssysteem

De kerk heeft inderdaad een eigen rechtssysteem, waarvan de meeste regels terug te vinden zijn in het wetboek van kerkelijk recht uit 1983. Zoals ook het geval is in andere rechtssystemen, is er voor bepaalde domeinen aparte, specifieke wetgeving. En ja, in het kerkelijk wetboek kun je onder meer lezen dat de kerk het recht claimt om christengelovigen die een misdrijf begaan strafsancties op te leggen (can. 1311). Het gebruik van de term ius nativum et proprium toont aan dat dit recht haar van meet af aan eigen is. Dat recht is dus niet het gevolg van een historische ontwikkeling of van een in de geschiedenis opgekomen aanspraak. Dat recht is haar ook niet verleend of gedelegeerd door een andere menselijke macht. Het is eigen aan de kerk. Bij uitbreiding kan hetzelfde worden gezegd over kerkelijk recht als dusdanig: de kerk heeft het recht een eigen rechtssysteem te hebben op basis van diezelfde redenering.

Godsdienstvrijheid

Maar er is meer. In internationale verdragen en in de Belgische grondwet wordt het recht op godsdienstvrijheid erkend. Dat zal niemand betwisten. Maar wat betekent dat dan precies? Laat ons beginnen met de Belgische grondwet. In een democratische samenleving worden fundamentele rechten en vrijheden grondwettelijk beschermd. Een van die vrijheden is traditioneel het recht op godsdienstvrijheid. Die godsdienstvrijheid is gericht op het beschermen van religies en geloofsovertuigingen tegen staatsinmenging, niet omgekeerd. Daarom omvat die bescherming noodzakelijkerwijze het recht om de interne structuren in alle vrijheid te organiseren, zonder daarvoor de goedkeuring nodig te hebben van wie dan ook. De grondwettelijke organisatievrijheid heeft vele aspecten, en houdt onder meer in dat elke geloofsgemeenschap een eigen rechtssysteem kan en mag uitwerken. Let wel: het recht op godsdienstvrijheid mag en kan niet worden gebruikt om ongestraft misdrijven te plegen. Dat is een duidelijke grens. Overigens, die misdrijven – zoals bijvoorbeeld seksueel misbruik van minderjarigen – kunnen in beide rechtsordes strafbaar zijn, waardoor een dader dus mogelijk twee keer kan worden gestraft.

Internationale verdragen

Ook internationale verdragen, zoals artikel 9 van het Europees verdrag voor de rechten van de mens (EVRM), beschermen heel duidelijk die godsdienstvrijheid. De rechtspraak van het Europees hof voor de rechten van de mens (EHRM) in Straatsburg, dat waakt over de toepassing van het EVRM, ontwikkelde daarover duidelijk jurisprudentie. Het EHRM erkent heel duidelijk de organisatievrijheid van elke religieuze groepering. Wat houdt die vrijheid dan in? Volgens de rechtspraak van het EHRM betekent dit niet alleen dat elke religieuze groep vrij kan praktiseren, maar ook dat elke groep vrij de eigen bedienaren kan benoemen zonder staatsbemoeienis, en dat de eigen bedienaren hun spirituele functies vrij kunnen uitoefenen.

Uit artikel 9 van het EVRM volgt ook nog dat deze vrijheid betekent dat een groep een doctrinaire en rituele uniformiteit kan opleggen, en dat elke groep ook kan eisen dat een discipline in acht wordt genomen en dat de eigen regels worden nageleefd. We mogen hierbij wel niet vergeten dat elk individueel lid altijd de vrijheid heeft om de groep te verlaten. Een religieuze groepering heeft op basis van datzelfde artikel en de daaruit voortvloeiende rechtspraak ook het recht om de eigen bedienaren sancties op te leggen of zelfs te ontslaan. De rechtspraak van het EHRM sluit uit dat staatsoverheden zich hiermee zouden bemoeien, want dat zou gelijk staan met een inbreuk op artikel 9 van het EVRM. Kortom: los van de eigen claims van de kerk zelf, wordt het bestaansrecht van het eigen rechtssysteem van de katholieke kerk – het kerkelijk recht – via de nationale grondwetten en internationale verdragen erkend. In die zin is het ook meer dan disciplinair recht en onderscheidt het zich van het rechtssysteem in organisaties en verenigingen, zoals daar zijn sportclubs of beroepsverenigingen, want die interne rechtssystemen zijn niet op die manier erkend.

Schendingen

Dat er nu toch een commissie is, is op zich geen slechte zaak. Het doel van de commissie is zeker heel nobel. Maar het gevaar is niet denkbeeldig dat ze, zoals de vele commissies voorheen, zal vervallen in clichés en partijpolitieke spelletjes en vooral een mediatieke gebeurtenis zal worden. De commissieleden wacht voorwaar een heikele taak. Het US Department of State publiceert elk jaar een rapport over godsdienstvrijheid in de wereld, waarbij per land niet alleen een overzicht van de staat van de godsdienstvrijheid wordt gegeven, maar ook de schendingen ervan worden opgelijst. Het zou een meer dan spijtige zaak zijn indien België een prominente plaats op die lijst zou gaan innemen.

Discussies uit het verleden

De commissie dient dus heel duidelijk te weten dat de godsdienstvrijheid, zoals gegarandeerd door de grondwet en door internationale verdragen, onder meer inhoudt dat elke religie een eigen rechtssysteem kan en mag hebben, en dat het bestaan ervan niets te maken heeft met de organisatie van een staat binnen een staat of met het opzetten van doofpotoperaties, maar een intrinsiek element is van diezelfde godsdienstvrijheid. Als dat niet van bij het begin duidelijk is, dreigt de commissie te verzanden in discussies waarvan we allang dachten dat ze definitief tot het verleden horen.

Kurt Martens is Associate Professor aan de School of Canon Law van The Catholic University of America in Washington D.C.

donderdag 18 november 2010

Een verhaal

Er was eens een land waar sinds mensenheugenis alle inwoners, jong en oud, één bijzondere passie gemeen hadden: het voetbal.

Er werd gespeeld en gesjot dat het een lieve lust was. En won de ene ploeg, tja: dan was het hun beurt om vrolijk te zijn. De week erop kon het anders zijn en dan was het  treurnis troef. Wat had je gedacht? Maar zelden werd de uitslag betwist, al waren er wel heethoofden die soms wel eens hun boekje te buiten gingen. Maar ook dan wisten ze goed dat de aan de einduitslag niet meer getornd werd…

Ook op het veld gebeurde het soms dat een speler zich onbehoorlijk gedroeg. Maar dan was er de scheidsrechter die hem terecht wees.  Want scheidsrechters waren geen gewone voetballers: zij stonden als het ware boven, maar ook in  het spel. En zij waren de bewaarders van het Gulden Boek der Spelregels.

En dat was niet zo maar een boek. Een oud verhaal ging immers dat zonder het Gulden Boek der Spelregels het ooit anders was geweest: elke streek had immers zo een beetje een afwijkende manier van spelen, zodat bij elke wedstrijd het telkens weer tot harde woorden kwam. Niet alleen tussen de spelers, maar ook tussen de supporters. En het was op verschillende tijdstippen echt slecht afgelopen. Zo slecht dat enkele scheidrechters zich voor een tijdje terugtrokken en de koppen bij elkaar staken. Toen zij na enige tijd opnieuw verschenen, droeg één van hen een boek in zijn hand. Het Gulden Boek. Voortaan zouden alle ploegen van het land zich aan deze spelregels in het boek houden. En wie scheidsrechter wilde worden, die moest een lange tijd op cursus gaan. Om alles goed onder de knie te krijgen. En kijk: iedereen was het ermee eens.  

En sindsdien verliepen de wedstrijden zoals wedstrijden moeten verlopen. Tot eenieders tevredenheid. Want er ging weer gevoetbald worden.

Maar vele, vele jaren later stond in een dorp van het Rijk een man op. Hij had een grote droom gehad. En deze droom moest hij aan iedere inwoner van het land kenbaar maken. Want zo gaat dat met grote dromen.

Hij riep een aantal mensen rondom zich en vertelde hen zijn droom: “Voetbal”, zo begon hij “ is slechts een vlucht uit de werkelijkheid.”  De aanwezigen keken verbaasd op: was hetgeen ze ervoeren op het veld als voetballer, of ernaast als supporter, dan niet echt? “Neen,” sprak de man van de Grote Droom. “Het lijkt allemaal wel echt, maar tenslotte gaat het om een neuronenspel in de hersenen…” Nu keken velen verbaasd op. “Bovendien” vervolgde hij, “stamt dat boek uit een lang vervlogen tijd. Toen de menselijke geest nog volop aan het groeien was. “ Er klonk wat gemor in de zaal toen hij dit zo stelde, want tenslotte sprak de man ietwat oneerbiedig over hun voorouders…

“Ik geef een voorbeeld!”, zo stelde hij iedereen gerust. “ Neem nu de breedte van het doel. Waarom moet die zo breed zijn zoals beschreven in het Boek? “

Dat was goed gezien, zeiden sommigen. Dààr hadden ze nog nooit over nagedacht. Toch was er één die het aandurfde zijn vinger op te steken, en toen hij het woord kreeg merkte hij op dat de breedte van het doel niet zo belangrijk was. Als ze allebei maar even breed waren.

Een brede glimlach verscheen op het gezicht van de Dromer. “Ha!”, sprak hij. “Als ze maar allebei even breed zijn. Maar net daar wringt het schoentje. Alle doelmannen zijn verschillend. Waarom hun doel dan niet? Waarom zou een doelman met langere armen geen breder doel krijgen? Bovendien: wie erin slaagt in een smaller doel te scoren, is toch wel een beter voetballer, niet?”

Even werd het stil in de zaal. De mensen keken elkaar aan en knikten instemmend. Daar zat wel iets in…

En zo haalde de Dromer tal van voorbeelden aan. En stilaan kreeg hij de groep mee.

Maar vele uren later was er onder de aanwezigen één die toch nog ergens een probleem zag: tenslotte was het Gulden Boek der Scheidsrechters  datgene waar naar gekeken werd. En hadden de scheidrechters er wel een heel lange training op zitten.

De Dromer barstte in lachen uit. “Training?”, sprak hij, “Voor u staat iemand die deze training ook met goed gevolg heeft gevolgd. En ik kan u verzekeren: buiten wat ernstigdoenerij naar de buitenwereld toe, stelt dat allemaal niet veel voor. Het is net omdat jullie die scheidsrechters erkennen, dat zij zo vasthouden aan hun Boek. Het is uw erkenning die hen macht geeft. Ieder van u heeft genoeg gezond verstand om zelf scheidsrechter te kunnen zijn. En waarom niet? Waarom moet de ene denken dat-ie meer is dan de andere? Zijn niet alle mensen gelijk?”

“Is dat niet in tegenspraak met wat u in het begin van de avond over doelmannen zei?” merkte iemand op.

“Mijnheer,” zo sprak de Dromer, “het spijt mij. Maar u heeft het, in tegenstelling tot de andere aanwezigen hier, niet echt begrepen.”  Een instemmend gemompel kwam uit de zaal, zodat de betrokkene het beter vond met stille trom de aftocht te blazen.

De komende maanden trokken de aanwezigen naar andere dorpen en vertelden daar over hun wedervaren. En een klein jaar later had de Grote Droom vrijwel iedereen in zijn greep: het voetbal zou voortaan moderner worden, aangepast aan de noden van vandaag. Geleid vanuit de supporters, want tenslotte: wat zouden wedstrijden nog voorstellen als er geen volk kwam naar kijken…?

En stilaan baanden zij zich een weg doorheen het voetbal. Was er al eens een lijnrechter ziek, dan was er geen probleem. Er werd altijd wel een supporter gevonden die bereid was om zijn plaats in te nemen.

Maar stilaan werden deze toevallige lijrechters talrijker. En het gebeurde nu ook vaak dat zij een beslissing van de scheidrechter aanvochten. Deze laatste moest immers leren loskomen van zijn Boek. Want, kijk eens aan: de bezieling waarmee de vrijwilligers hun taak volbrachten, mocht toch ook voor iets tellen?

En nog later waren er zelf scheidrechters die aan de kant van de Dromers ging staan. Om van daaruit mee een nieuw elan te kunnen creëren voor het ondertussen aan populariteit inboetende voetbal. Want het moet gezegd: de velden liepen stilaan leeg. Velen werden het beu naar een spel te kijken waar geen enkele zekerheid meer bestond over welke regel al dan niet door de scheidrechters zou worden toegepast. 

En tenslotte werd het zo erg dat ergens vanuit een ver dorp een scheidsrechter stelde dat het nu genoeg was geweest. Hij bracht het Boek in herinnering, de reden dat het ooit geschreven was en al het waardevolle dat het bezat.

 

Maar de Dromers lachten hem uit. Meer nog: zijn woorden werden verdraaid.

Toen hij zei: “Wij moeten terug naar het Gulden Boek der Spelregels” werd dat vervormd tot “Hij wil opnieuw het aanzien van vroeger en kijkt neer op ons.”

Toen hij sprak dat de doelen weer even breed moesten zijn, werd dat uitgelegd als een straffe uitspraak die voorbijging aan de individuele verschillen tussen de doelmannen.

Toen hij verklaarde dat voetbal pas tot zijn perfectie kwam door een ronde bal ipv een eivormige omdat de natuur van het spel immers daarop was afgestemd, heette het dat hij eens dringend zijn blikveld moest verruimen. Vele ploegen speelden immers nu met een eivormige bal.

En ondertussen liepen de voetbalvelden leeg. Slechts daar waar enkel ploegen nog speelden volgens het Boek, verliep alles zoals het ooit gelopen was. En vreemd: deze wedstrijden trokken stilaan opnieuw meer volk…

ANTIRELIGIEUZE VOORINGENOMENHEID

Bert Claerhout Bron: Kerknet

BRUSSEL (KerkNet) – Te gek voor woorden. Dat is de conclusie van Bert Claerhout in zijn column in Kerk & Leven van 24 november over het voorstel van de ‘Rondetafels van de Interculturaliteit’ om van de huidige feestdagen maar vijf over te houden: Kerstmis, nieuwjaar, 1 mei, de nationale feestdag en wapenstilstand. Twee andere dagen mogen vrij worden gekozen en er komen drie nieuwe feestdagen bij: de internationale vrouwendag (8 maart), de dag tegen het racisme (21 maart) en de werelddag van de culturele diversiteit (21 mei).

„Feestdagen hebben te maken met de immateriële cultuur van een volk, met collectieve symbolen en rituelen”, schrijft Claerhout. „Niemand betwist het belang van vrouwenrechten, maar moeten we daarom Pasen of Hemelvaart afschaffen? Bovendien creëren we geen nieuwe gemeenschap tussen autochtonen en allochtonen als we verlangen dat de meerderheid zich zonder meer aanpast aan de verzuchtingen van nieuwe minderheden.”

Tot wat gebrek aan historische kennis leidt, werd volgens Claerhout ook duidelijk tijdens het recente bezoek van paus Benedictus XVI aan Spanje. Na de inwijding door de paus van de Sagrada Familia, het imposante bouwwerk van de Catalaanse architect Antoni Gaudí (1852-1926), schreef de hoofdredacteur van De Standaard, Bart Sturtewagen: „Tot gisteren was de Sagrada Familia van iedereen, nu is ze van Joseph Ratzinger.” Die uitspraak getuigt volgens Claerhout niet alleen van een antireligieuze vooringenomenheid, ze leert ook dat Sturtewagen Gaudí niet kent. Uitgerekend Gaudí had namelijk een heel precieze bedoeling met zijn werk. Hij beschouwde zich noch min noch meer als een „doorgeefluik van God”.

dinsdag 16 november 2010

Wat was voor u, die naast de Heilige Vader stond, het sterkste moment van deze reis?

Benedictus XVI in Spanje

Kard. Julian Herranz (uittreksel)

Als u mij vraagt een concreet ogenblik aan te halen, zou ik zijn bezoek aan het Instituut van het Goddelijk Kind vermelden, waar ik hem bijzonder ontroerd zag, diep vertederd door de woorden van een kind met Downsyndroom, die heel de wereld getroffen hebben. Het meisje zei: “Zelfs al zijn we anders, ons hart bemint zoals ieder hart en wij willen bemind worden”. Dit ontketende een enorm applaus, waarbij de Paus zich aansloot, want het kind ontroerde iedereen. 

 Vert. Sorores Christi

Het biocentrisme of waarom wij hier zijn

De Amerikaanse vorser Robert Lanza komt de laatste jaren met een nieuwe theorie over onze aanwezigheid op Aarde op de proppen: het Biocentrisme. Waarom is de mens de enige van zijn soort die het doorheen de evolutie gehaald heeft? "Als we aannemen dat de Big Bang niet het begin van de fysieke ketting van causaliteit is, maar het einde ervan, kunnen we een en ander verklaren", zegt Lanza op de site van de Huffington Post. Het komt erop neer dat ons bewustzijn een heel belangrijke rol heeft gespeeld in het ontstaan van het universum. Het universum is het product van leven en bewustzijn. 

Waarom leven wij op onze planeet Aarde, net op het goede moment in de evolutie van het universum, bij de juiste temperaturen: niet te warm, niet te koud? Dat vraagt ook professor Robert Lanza zich af. Lanza zoekt een verklaring voor dat ongelooflijke toeval in een nieuwe filosofische wetenschapstheorie, die hij het Biocentrisme noemt. Want de klassieke Big Bang-theorie doet ons wel, volgens Lanza, het verleden begrijpen maar kan de drijvende kracht niet vatten.

Bewustzijn
Voor kosmologen was het universum recent nog een levenloze verzameling van elementaire deeltjes die tegen elkaar botsten, beweert Lanza. Iets als een uurwerk dat zichzelf opwindt en zich ook weer afwindt op een half voorspelbare manier. "Maar zij houden geen rekening met een bepalende component van de kosmos, omdat ze niet weten wat er mee aan te vangen. Deze component is het bewustzijn, en dat is geen kleintje. Het is een mysterie, waarvan we gemakshalve denken dat het uit molecules is ontstaan.

Extreem veel chance
Volgens de traditionele ontstaanstheorieën heeft de mens sinds de Big Bang enorm veel geluk gehad. Was de Big Bang 1 miljoenste krachtiger geweest, dan waren we er niet geweest. Als de zwaartekracht een haartje lager was geweest, dan zouden er geen sterren zijn, en dus ook geen zon. En zo zijn er meer dan 200 fysieke parameters, waarvan de kleinste wijziging zou betekenen dat wij nooit zouden bestaan. Bovendien stierven al onze voorgangers uit, zelfs de Neanderthaler. Alleen de mens is overeind gebleven, argumenteert Lanza.

En het geluk blijft aan onze zijde staan: een asteroïde zou bijvoorbeeld kunnen inslaan op Aarde en de mens uiteindelijk doen uitsterven. "Al 13,7 miljard jaar hebben wij chronische chance. Zowat alles zit ons mee", stelt Lanza. Toeval? Of niet? "Als we de Big Bang als het einde van de ketting beschouwen en niet als het begin, valt alles in zijn plooi", aldus Lanza. Het Biocentrisme: niet het universum creëert het leven, maar het leven creëert het universum. Tijd en rumte zijn niet objectief maar subjectief.

"Theorie over alles"
Het biocentrisme wil een "theorie over alles" zijn en stelt dat wij, de waarnemers, zelf ruimte en tijd creëren. En dat is de reden waarom wij hier zijn, aldus Lanza in zijn boek 'Biocentrism', dat hij samen met de astronoom Bob Berman schreef. "Bekijk alles rondom je op dit eigenste ogenblik. Taal en gewoonte beweren dat dat allemaal buiten onszelf ligt in de uitwendige wereld. Toch zie je niets dat je brein omhult. Je ogen zijn niet zomaar een toegang tot de wereld. Al wat je ervaart, inclusief je lichaam, maakt deel uit van een actief proces dat zich afspeelt in je geest. Ruimte en tijd zijn gewoon de instrumenten van de geest om alles te laten kloppen."

Stephen Hawking
Lanza haalt ook Stephen Hawking en Leonard Mlodinow aan, die recent nog opmerkten: "Je kan de waarnemer - wij - niet loskoppelen van onze waarnemingen van de wereld... In de klassieke fysica wordt aangenomen dat het verleden uit een duidelijk afgebakende reeks gebeurtenissen bestaat, maar de quantummechanica beschouwt het verleden, net als de toekomst, als niet-welomlijnd en ziet die enkel als een spectrum van mogelijkheden."

Evolutieleer herbekeken
Als wij als waarnemer die mogelijkheden (het verleden en de toekomst) doen instorten, wat blijft er dan over van de evolutietheorie, zoals we die op school geleerd hebben? Hoe kan er een verleden bestaan, zolang we het heden niet hebben bepaald? Het verleden begint bij de waarnemer - wij - en niet omgekeerd, zoals ons onderwezen werd, beweert Lanza. Voor hem maakt de bewuste boom die omvalt in een bos waar geen waarnemer aanwezig is om het geluid van de vallende boom te horen, géén geluid.

De waarnemer is de eerste oorzaak, de vitale kracht die niet alleen het heden doet instorten maar ook de cascade van spatiotemporele gebeurtenissen uit het verleden, die we de evolutie noemen, besluit Lanza. (jv)


© afp Bron: http://www.hln.be/hln/nl/961/Wetenschap/article/detail/1182716/2010/11/15/Het-biocentrisme-of-waarom-wij-hier-zijn.dhtml

zondag 14 november 2010

HET MISVERSTAND DAT ZICH IN EIGEN GROOT GELIJK VASTBIJT

Enkele weken geleden ontplofte de bom. Het uit het Frans vertaalde boek ‘Entretiens – Gesprekken’ van Mgr. A. J. Léonard, verschenen net voor de Antwerpse grote boekenbeurs, deed heel de would be intelligentia steigeren voor de “dwaasheid” van de auteur, de doctor en geaggregeerd magister in de wijsbegeerte, nieuwe aartsbisschop en primaat van België. De term ‘Immanente gerechtigheid’ (justice immanente) was plots voor heel de weldenkende goegemeente de grootste ethische nonsens ooit.

Op Telenet konden we lezen: “Léonard zegt dat aids rechtvaardig is”. Wouter Beke (voorzitter a.i. CD&V): “Dit staat ver af van de christelijke waarden die zo vele beleven en inspireren”. Met hem eveneens Yves Leterme. Mia De Schampelaere (eresenator CD&V): “Ziek zijn is nooit rechtvaardig”. Reimond Bieringer en Didier Pollefeyt (hoogleraren theologie KUL): “Immanent onrecht”. Parochiefederatie Roeselare-Centrum: “Wij nemen afstand van die betweterige uitspraak”. Peter De Graeve (filosoof in De Standaard): “Ontluisterende uitspraak”. Zuster Monica Van Kerrebroeck (gewezen Vlaams parlementslid CD&V): “Ik kan hier echt niet mee om”. De grote ethische tenoren als Mark Van de Voorde (inspiratiebron van CD&V hoofdbestuur), Bert Claerhout (hoofdredacteur van “Kerk en Leven”),.. één hoestbui tegen Mgr Léonard. Onvoorstelbaar.

En daarop volgde hun verwijt dat de aartsbisschop, zelfs na zijn uitvoerige toelichting en verduidelijking, zich niet excuseerde ! Waarom moest de aartsbisschop zich excuseren ? Om hun gemis van onderlegdheid en het dom napraten wat anderen in hun onkunde voorzeggen ? Mogen we het hier hebben over een “ignorantia crassa” et “culpabilis” ? Zeker voor iemand als Rik Torfs !

Hoe is het mogelijk dat zij de oude term “Immanente gerechtigheid” (justice immanente) niet hebben begrepen ? Op de hem gestelde vraag antwoordde de aartsbisschop dat hij hiermee alvast geen straf van God bedoelt. Die term die hij hoogst voorzichtig en genuanceerd als mogelijkheid en precies in tegenstelling met een straf van God gebruikte (“ hoogstens een soort immanente gerechtigheid”) is helemaal niet nieuw. Het gaat om een wetmatigheid binnen de natuur zelf, die als het ware blind zelf haar rechten (gerechtigheid) opeist. Het gaat dus niet om gerechtigheid in de vermeende morele betekenis.

Mgr. A. J. Léonard verwijst naar het uitgangspunt van de aidspandemie, zoals men de mogelijke oorzaken van kanker kan aanwijzen als waarschuwing. Het is algemeen aanvaard dat het aidsvirus zich aanvankelijk bij de mens verspreidde, en ook nu nog meestal, doch niet altijd, doorgegeven wordt binnen een promiscue levensmilieu. Hij stigmatiseert niet de patiënt en zeker niet de zieken die onschuldig werden besmet. Als pastor wijst hij terecht op de gevaren van een zekere ongeordende levensstijl.

Waar ligt de oorzaak van dit onbegrip ? Het begrip “gerechtigheid” heeft in het Nederlands een ethische connotatie. Mogelijks is die vertaling niet gelukkig geweest. Maar zoek een ander woord. Misschien moet het woordenboek de betekenis van “gerechtigheid” bijschaven. Dat zal van Dale en consoorten wellicht ook moeten doen voor de term ‘huwelijk’. Of moet ik tegen mijn zin kardinaal Mercier zaliger gelijk geven, die ooit beweerde dat het Nederlands (Vlaams) niet een geschikte taal was om het filosofisch denken te verwoorden ?

Maar zoek nu ook naar de Leuvense profs. In “Knack” van 20 oktober 2010 schreef de Leuvense theoloog Lieven Boeve: “Léonard spreekt zichzelf tegen”. Léonard sprak zichzelf helemaal niet tegen. Boeve vergiste zich in de interpretatie van de aartsbisschop, alsof die hier zou redeneren vanuit de klassieke natuurwet die Boeve graag afwijst en verdringt voor het personalisme. Deze verwarring is tot in de media doorgeklonken. In die zelfweerwraak van de natuur legde Boeve zelf de link met God die de natuur geschapen heeft en dus langs die weg toch weer volgens Mgr. Léonard impliciet aan het straffen gaat. Mgr Léonard legde juist niet die link. Jürgen Mettepenningen, oud- student en vriend van Lieven Boeve, kon zich waarschijnlijk evenmin van dit vooroordeel ontdoen. Beiden zaten op eenzelfde golflengte.

Juist al deze luide tenoren zouden zich moeten excuseren en belijden: “We hebben ons vergist”. Doch blijkbaar bijten ze zichzelf liever vast, betweterig in hun eigen “groot gelijk”.

Wel hebben figuren als Herman De Dijn, René Stockman en Gerard Bodifée, zelfs iemand als Walter Pauli en iemand als Koen Meulenaere op hun lange tenen kunnen trappen. Maar zullen de gelijkhebbers die stemmen gehoord hebben ?

Si amicus Plato, magis amica veritas.

Jozef Decoene

NIEUW APOSTULAAT PRIESTERBROEDERSCHAP SINT-PETRUS BRUSSEL




De traditionalistische Priesterbroederschap van Sint-Petrus (FSSP) heeft een apostulaat gekregen in Brussel. Op 1 november 2010 heeft aartsbisschop Leonard Pater Herve Hygonnet benoemd tot parochie-vicaris van de Sint-Jan-en Stefaan-der-Minimen-Kerk.

De Priesterbroederschap van Sint Petrus, ook Petrusbroederschap genaamd (Fraternitas Sacerdotalis Sancti Petri, FSSP) is een klerikaal, apostolisch genootschap, van pauselijk recht dat in Zwitserland gesticht werd op 18 juli 1988. Het is de belangrijkste congregatie binnen het katholiek traditionalisme.

LINK naar de mededeling van het FSSP

zaterdag 13 november 2010

Hoofdredacteur Katholiek Nieuwsblad nu ook met dood bedreigd

DEN BOSCH (RKnieuws.net) - De Bossche hoofdredacteur Mariska Orbán-De Haas van het Katholiek Nieuwsblad heeft honderden doodsbedreigingen ontvangen. Aanleiding is een open brief die de hoofdredacteur schreef aan Tweede Kamerlid Jeanine Hennis-Plasschaert (VVD).
Na de brief werden er 350.000 berichten over op Twitter geplaatst en kwam op haar redactie een grote hoeveelheid email binnen. Orbán is niet bang dat de dreigementen worden uitgevoerd.

De verwensingen bestonden onder andere uit het plegen van euthanasie en abortus bij Orbán. De hoofdredacteur doet geen aangifte omdat het onmogelijk is om van zoveel berichten aangifte te doen en ze anoniem gestuurd zijn.

De gewraakte open brief was bedoeld om een standpunt in te nemen over abortus. Orbán legde een link met de miskramen die Hennis-Plasschaert heeft gehad. De hoofdredacteur kreeg na de brief een storm van kritiek te verduren. Ondanks haar excuses ontving ze nu dus ook doodsbedreigingen.

(Bron: Omroep Brabant)

Vaticaanse instemming met Nederlandse Eerste Communieteksten

Speciaal voor Nederland heeft het Vaticaan recent eigen misformulieren en een lezingenboek goedgekeurd voor de viering van de eerste communie van kinderen. Dit is een vrij uniek gegeven, want een dergelijk formulier en lectionarium ontbreekt in de verschillende edities het Romeins Missaal, ook al worden jaarlijks in de hele wereld talloze kinderen toegelaten tot de eerste communie. In Europa kent men wel in enkele gebieden een korte invoeging in het eucharistisch gebed bij gelegenheid van de eerste communie van kinderen; verdere specifieke liturgische teksten hiervoor ontbraken tot nu toe (buiten de Ambrosiaanse ritus van Milaan).

Op verzoek van de Nederlandse Bisschoppenconferentie heeft het Vaticaan nu twee misformulieren b.g.v. de eerste communie voor kinderen goedgekeurd: nl. een formulier voor de paastijd - de in Nederland gebruikelijke periode voor het ontvangen van dit sacrament - en een ander formulier dat buiten de paastijd gebruikt kan worden. Naast de teksten voor het openingsgebed, het gebed over de gaven en het gebed na de communie is voor de Eerste Communie ook een eigen prefatie goedgekeurd. Bovendien heeft elk van de vier eucharistische gebeden uit het missaal een eigen invoeging gekregen die bij die gelegenheid gebeden kan worden. Ook de vraag om twee misformulieren voor het vormsel van kinderen is door Rome ingewilligd.

Daarnaast heeft het Vaticaan aan Nederland ook een evangelieboek voor de zondagsviering met kinderen goedgekeurd. Verschillende teksten kunnen in rolverdeling voorgelezen worden.

Met deze nieuwe liturgische projecten bieden de Nederlandse bisschoppenconferentie en het Vaticaan een praktische handreiking die speciaal op Nederland is afgestemd om kinderen te betrekken bij eredienst van de kerk.

Het Evangelieboek voor vieringen met kinderen met het Lectionarium voor de Eerste H. Communie (368 blz. ingebonden, op groot formaat van 21,x 29 cm) kost € 49,95, tijdens de inschrijftermijn die verlengd is tot 1 dec. 2010, kost het € 39,95. Bij dit boek worden de misformulieren voor eerste communie en vormsel gratis bijgeleverd.
Deze uitgaven verschijnen eind januari in druk en zijn verkrijgbaar bij de Nationale Raad voor Liturgie, Postbus 13049 - 3507 LA Utrecht (tel. 030-23.26.909).

  Bron: Rorate Rk-nieuwsnet

vrijdag 12 november 2010

Wat heeft Monseigneur Léonard misdaan?


Bron: http://www.demorgen.be/dm/nl/2461/De-Gedachte/article/detail/1181724/2010/11/12/Wat-heeft-Monseigneur-Leonard-misdaan.dhtml

12/11/10, 07u06

De katholieke kerk van aartsbisschop Léonard kreeg de laatste tijd harde kritiek uit eigen rangen. René Stockman reageert. Stockman is Generale Overste van de Broeders van Liefde.


Het klinkt vandaag niet goed te zeggen dat je uit België komt. Onmiddellijk krijg je vragen over de politieke situatie en of België nog wel bestaat, en hoe het gesteld is met de kerk. Dat laatste klinkt geregeld hier in Rome.

Maar is het inderdaad zo, zoals sommigen beweren, dat Mgr. Léonard de Belgische kerk aan het polariseren is met zijn zogenaamde controversiële uitspraken? Of is men gewoon verleerd dat er in de kerk nu eenmaal ook geloofswaarheden zijn, dat er een christelijke moraal is die nu en dan om verduidelijking vraagt en dat er tegelijk ook en vooral veel pastorale bekommernis moet zijn, en dat die zaken niet in tegenspraak moeten zijn, maar wel onderling in spanning kunnen staan. De kerk als mater en de kerk als magister: de moeder die zorg draagt voor haar kinderen en de meester die zijn kinderen moet leren.

De kunst bestaat erin om magister te zijn zonder het mater-zijn te verwaarlozen; eigenlijk zou het mater-zijn steeds op de achtergrond aanwezig moeten zijn en als een resonans blijven klinken.

Toen enige maanden geleden Mgr. Léonard aantrad als aartsbisschop, waren er reeds van bij aanvang vele a priori's. Hij kreeg bij sommigen zelfs geen enkele slaagkans, hij werd reeds op voorhand gebuisd. Hij was de man van Rome, his master's voice, niet de kandidaat van... Toch moest men weldra vaststellen dat hij het niet zo slecht deed, in het bijzonder in de zaak van Mgr. Vangheluwe en de nasleep ervan. Hij trad kordaat op, met een duidelijke communicatie en niemand benijdde op dat ogenblik zijn functie. Men verlangde van hem krachtige uitspraken die hij ook gaf. Het was de tijd van de tsunami in de kerk, en niemand wist wanneer het zou ophouden.

Maar dan kwam als het ware een tegenbeweging waarbij de kerk het zwijgen werd opgelegd. Men had geen recht meer om te spreken over morele zaken, wanneer de moraliteit in eigen midden soms ver te zoeken was. Men kwam zelfs zo ver om het ontslag van de Paus te suggereren, meer als symbolische daad, maar toch wel pretentieus gesteld. Alsof daarmee iets zou worden opgelost.

Mgr. Léonard nam zijn herderstaf weer op, en toonde zich als voorheen de magister en de mater, en soms nogal uitdrukkelijk magister. Uitspraken en zelfs woorden uit vroegere interviews werden uit hun context gehaald, uitvergroot, geïnterpreteerd en vooral becommentarieerd. De wijze van communiceren was misschien niet altijd even gelukkig, en dat is inderdaad iets dat men ook in Rome moet leren: hoe communiceren in een tijdperk waar slogans het doen en langere teksten gewoon niet gelezen worden. De woordvoerder moest soms bijsturen, toelichten, hetgeen toch zijn taak is. Maar als men niet meer overeenkomt over wat de bestemming moet zijn, dan wordt het problematisch. En dat gebeurde blijkbaar de laatste dagen waarbij het even leek dat er moest afgerekend worden. Zielig wanneer men op afstand staat toe te kijken.

Ondertussen zijn de profeten aan het roepen gegaan: zwijgen tot kerstmis, misschien maar best aftreden, want we geraken in een polarisatie.

Als ik nu terugkijk naar de zogenaamde gewraakte uitspraken, dan zijn er een aantal die gewoon de visie vertolken van de kerk, weliswaar vanuit het ideale standpunt, en daarbij is het normaal dat weerstanden worden opgeroepen bij hen die zich verwijderd hebben van dit ideaal - en daarmee wil ik niemand veroordelen Andere uitspraken waren misschien wat moeilijk, te filosofisch en gaven daarom aanleiding tot misverstand en vooral misinterpretatie. Mgr. Léonard heeft dit zelf proberen recht te zetten. En een aantal hebben te maken met de wijze waarop ze gebracht worden, en dan gaat het over de communicatie.

Maar wordt het heftig reageren niet mede veroorzaakt door de opiniemakers die dit maar al te graag aangrijpen om hun eigen kerkbeeld te promoten? Is het geen bon ton geworden om sowieso tegen Rome te zijn? Moet alles zomaar met de mantel van de liefde worden toegedekt en de ogen worden gesloten voor situaties die misgelopen zijn - zoals op sommige plaatsen de liturgie - uitgehold zijn of toch wel heel ver van het ideaal verwijderd zijn - zoals op sommige plaatsen het godsdienstonderricht? Dan gaat het dus vooral over binnenkerkelijke zaken. Mogen de kerkmensen niet in eigen boezem kijken en de zwakke plekken met name noemen?

Iemand schreef dat Mgr. Léonard Jezus niet is, dat is waar. En het gaat er mij ook niet om om Mgr. Léonard te verdedigen. Maar het is hem niet verboden zich aan Jezus te spiegelen, wel integendeel: Jezus zei de waarheid en moedigde daardoor mensen aan maar stootte ze ook af. Tegelijk bleef hij vergevingsgezind en bleef hij kansen geven opdat niemand verloren zou gaan. Dat dat een moeilijke maar noodzakelijke combinatie was heeft Jezus zelf ondervonden. Daartoe is ook Mgr. Léonard geroepen, vanuit zijn eigen bekwaamheden en de beperkingen die hij ook wel zal hebben. Zij die deze boodschap niet kunnen aanhoren hebben het recht hun oren af te sluiten, maar hebben niet het recht anderen te verhinderen de boodschap te beluisteren en er proberen naar te leven. Of geldt vrije meningsuiting alleen nog in één richting?

Wat is nu het besluit van deze onvolmaakte analyse? Dat de kerk haar boodschap, ook in Vlaanderen, in alle duidelijkheid mag en moet laten klinken. Dat zij die het daar moeilijk mee hebben de boodschapper niet moeten afschieten omdat ze het moeilijk hebben met de boodschap. Er zijn er die zich katholiek zullen blijven noemen, anderen christelijk geïnspireerd en nog anderen uitdrukkelijk niet meer kerkelijk. Misschien moet dat vandaag ook beter tot uitdrukking worden gebracht in de instituten die vanuit de kerk zijn gegroeid om zo tot een klaarder onderscheid te komen, want duidelijkheid schept welbehagen. Maar dat houdt niet tegen dat ze zich blijven inspireren aan het evangelie, want de liefdesboodschap die erin verkondigd wordt geldt voor allen.

En dat de kerk de ruimte mag blijven waar allen terecht kunnen met hun pastorale noden in de meest ruime betekenis van het woord. Zowel geloven als niet- of andersgelovigen, want de kerk blijft de plaats waar voor mensen gezorgd wordt. Ook dat is de evangelische boodschap.

donderdag 11 november 2010

Wie de liturgie hervormt, is er geen eigenaar van

Benedictus XVI: Wie de liturgie hervormt, is er geen eigenaar van

Rome, 9 november 2010 (ZENIT.org)

 

In een brief aan de Italiaanse bisschoppen citeert Benedictus XVI het voorbeeld van de Poverello: “het Evangelische leven” van de heilige Franciscus en “zijn roeping om de Gekruisigde te volgen” vloeien voort uit zijn deelname aan de Mis en zijn Eucharistisch leven.

De Paus benadrukt, dat het sacrale karakter van de Eucharistie “vereist dat dit mysterie gevierd wordt in het besef van zijn grootheid, zijn belang en doeltreffendheid voor het leven van wie een levende getuige van het ene liefdesoffer van Christus wil worden”.

“Iedere ware hervormer handelt in gehoorzaamheid aan het geloof. Het is geen willekeur en hij eigent zich geen enkele vrijheid toe aangaande de ritus. Hij is geen eigenaar maar een behoeder van de schat die de Heer heeft ingesteld, die Hij ons heeft toevertrouwd. Heel de Kerk is in de liturgie aanwezig, haar vorm aanvaarden is een voorwaarde voor de authenticiteit van wat gevierd wordt”.

De Paus moedigt de Italiaanse Bisschoppenconferentie aan de liturgie tot haar recht te laten komen als “permanente bron voor een opvoeding tot Evangelisch leven”, omdat zij leidt naar “de ontmoeting met Christus die de Kerk voortdurend opbouwt en omdat de liturgie de Kerk vormt in het beluisteren van het Woord, in broederlijkheid en in zending”.

 

Vert. Sorores Christi

Waarom ben ik nog in de Kerk?

Jozef Ratzinger 

Wij geven hier brede uittreksels weer van een beroemde conferentie van professor Jozef Ratzinger. Ze werd gehouden te München op 4 juni 1970, maar blijft verrassend actueel. De huidige paus was toen titularis van de leerstoel van dogmatiek aan de Universiteit van Regensburg.

hoe kan men, bij het beschouwen van de huidige toestand, het nog rechtvaardigen in de Kerk te blijven? (...) Ik zou u graag (...) een eerste antwoord geven onder de vorm van een analogie. (...) Wij hadden gezegd dat bij het nader onderzoeken van de Kerk wij uiteindelijk het geheel uit het zicht verloren hadden. Men kan op deze gedachte dieper ingaan door ze bij een beeld te brengen dat de Kerkvaders hebben verduidelijkt in hun symbolische interpretatie van de wereld en de Kerk. Ze legden uit dat de maan in de organisatie van de kosmos uitbeeldde wat de Kerk was in de heilseconomie, binnen de intellectuele en spirituele kosmos. (…) 

De Kerk geeft het licht van Christus weer

Voor de Kerkvaders kwam de toepasselijkheid van de symboliek van de maan op de Kerk voort uit twee hoofdgedachten: enerzijds uit de overeenstemming tussen de maan en de vrouw (de moeder), anderzijds uit de idee dat de maan geen lichtbron is, vermits ze het licht van Helios ontvangt. Zonder deze laatste zou ze slechts duisternis zijn; ze schittert, maar haar licht is niet haar eigen licht, het is het licht van een ander. Ze is tevens licht en duisternis. Zelf is ze slechts duisternis, maar ze straalt een helderheid uit, die haar bereikt van een ander, wiens licht zich door haar tussenkomst verspreidt. Het is precies zo dat zij de Kerk uitbeeldt, die wel klaarheid brengt hoewel ze zelf slechts duisternis is: zij haalt het licht niet uit zichzelf, maar zij ontvangt het van de echte helios, Christus, zodat zij, hoewel ze zelf maar een hoop steen is (...), de duisternis kan verlichten waarin wij leven door onze verwijdering van God — “de maan verhaalt ons het mysterie van Christus “ (H. Ambrosius). (...) 

De astronaut of de maansonde ontdekken op de maan enkel woestijn, stenen, zand en bergen, maar geen enkele lichtbron: de maan is uiteindelijk enkel dat, ze is slechts een woestijn van zand en stenen. En toch is zij, niet op zich, maar omdat ze het licht ontvangt en weergeeft, bron van licht en ze blijft het in de tijd van de reizen in de ruimte. (...) Ik stel dus de vraag: hebben wij hier geen waarachtig beeld van de Kerk? Hij die het ruimteveer gebruikt om stalen te nemen van de Kerk en ze te bestuderen, zal slechts woestijn, zand en stenen ontdekken, het mens-zijn van de mens en zijn geschiedenis met zijn woestijnen, zijn stof en zijn bergen. Dat is wat haar eigen is. Maar dat is het niet wat haar kenmerkt. Het essentiële is dat zij licht is, hoewel ze zelf maar zand en stenen is, licht dat van de Heer komt, van de Andere: wat haar niet eigen is, is in feite echt wat haar eigen is, haar bijzonder kenmerk, ja, zij vindt haar eigenheid in het feit dat zij op zich geen enkele waarde heeft, in het feit dat wat bij haar telt, juist is wat zij niet is, en dat zij slechts bestaat om haar bezit ontnomen te worden — dat zij bron van licht is, terwijl ze zelf geen licht is, en dat zij door dit feit, toch licht is. (...) 

Wat dit beeld dekt, lijkt mij essentieel te zijn. Toch (...) zou ik het willen uitleggen aan de hand van een andere waarneming. (...) Onze Kerk en al de talrijke kerken hebben zich in de plaats gesteld van Zijn Kerk; iedereen heeft voortaan de zijne. De kerken zijn onze ondernemingen geworden, waarop we fier zijn of waarover we beschaamd zijn; vele kleine privé-eigendommen staan naast elkaar, het gaat slechts om onze kerken “van ons” die we zelf bouwen, die ons werk en onze eigendom zijn, en die we bijgevolg willen veranderen of bestendigen. Achter “onze kerk” of achter “uw kerk” is “Zijn Kerk” verdwenen. Maar de enige die telt, is de Zijne en als die niet meer bestaat, moet ook onze Kerk ontslag nemen. Een Kerk die maar de onze zou zijn, zou een ijdele en kinderachtige onderneming zijn. 

Ik heb dus zoeven een fundamenteel antwoord gegeven op de vraag die ons bezighoudt: ik ben in de Kerk omdat ik geloof dat “Zijn Kerk” bestaat achter onze kerken, nu zowel als vroeger, ondanks alles wat we zouden kunnen doen om ze af te schaffen. Ik zie niet hoe ik bij Hem zou kunnen zijn anders dan in zijn Kerk te zijn, binnenin Zijn Kerk zelf. Ik ben in de Kerk omdat ik niettegenstaande alles geloof dat zij in de grond niet de onze is, maar juist “Zijn Kerk”. 

Om mij nog meer concreet uit te drukken: het is de Kerk die, ondanks haar eigen menselijk kenmerk, ons Christus schenkt. Het is slechts door haar dat wij Hem kunnen ontvangen als een levende en almachtige werkelijkheid, die hier en nu, mij vervult en mij aanspoort mezelf te overstijgen. Henri de Lubac heeft deze gedachte aldus geformuleerd: “Weten zij die Jezus nog aanvaarden terwijl zij de Kerk verwerpen, dat het uiteindelijk dankzij haar is dat zij Hem kennen? [...] Jezus is levend voor ons. Onder welk drijfzand zou niet zijn naam en zijn gedachtenis bedolven liggen, maar zijn levende invloed, de werking van het Evangelie en het geloof in zijn goddelijke persoon zonder de zichtbare continuïteit van zijn Kerk? [...], zonder de Kerk zou Christus uiteindelijk verflauwen, uiteenvallen, verdwijnen. En wat zou het worden met de mensheid, als men ze Christus zou ontnemen?” Deze elementaire evidentie moet als eerste vooropgesteld worden: wat ook de ontrouw die wordt of kan worden bedreven binnen de Kerk moge zijn, het kan niet ontkend worden dat zij het voortdurend nodig heeft zich te richten naar Jezus Christus. En het is daarom dat er tenslotte geen tegenstrijdigheid is tussen Christus en de Kerk. (...) En in de mate dat de Kerk, en alleen zij, ons Jezus Christus geeft, hem tegenwoordig en levend maakt in de wereld, hem altijd in het geloof en in het gebed van de mensen doet herleven, verspreidt zij Zijn licht naar de mensheid, levert haar een houvast en een verwijzingscriterium zonder dewelke zij niet meer denkbaar zou zijn. Wie de tegenwoordigheid van Jezus Christus in de mensheid wenst, zal die niet vinden door tegenstand te bieden aan de Kerk, hij zal ze vinden in haar binnenste. 

Daaruit volgt de volgende redenering: ik ben in de Kerk want ik ben christen. Want alleen kan men niet geloven. Men kan slechts geloven met geloofsgenoten. Het geloof is uit zijn natuur zelf een verzamelende kracht. Dit wordt voor het eerst uitgebeeld in het Pinksterverhaal, in het mirakel van het begrijpen dat zich voordoet tussen mensen met een uiteenlopende afkomst en geschiedenis. Het geloof is kerkelijk of het is er niet. Daaraan voegt zich nog een ander feit toe: zowel als men niet alleen kan geloven, maar enkel met geloofsgenoten, kan men niet uit eigen beweging beslissen te geloven en zijn geloof uitvinden. Wij kunnen pas geloven wanneer en omdat het vermogen om te geloven ons is gegeven, een vermogen dat wij niet persoonlijk bezitten, dat niet tot ons gebied behoort, maar dat vóór ons bestaat. Een uitgedacht geloof is een tegenstrijdigheid. Want een geloof dat ik zelf zou hebben uitgedacht zou slechts kunnen zeggen en aantonen wat ikzelf ben en wat ik hoe dan ook ken, het zou de drempel van mijn eigen ik niet kunnen overschrijden. Dus, een Kerk die ikzelf heb opgebouwd, een gemeenschap die zich autonoom samenstelt en slechts afhangt van mijn eigen goede wil, is een contradictie op zich. Als het geloof gemeenschap vereist, dan gaat het om een gemeenschap die almachtig is en die er vóór mij is, en niet om een van mijn scheppingen, om een instrument ten dienste van mijn eigen verlangens. (...) 

Keren we terug: men kan niet christen zijn tenzij in de Kerk. En niet ernaast. En laat ons niet bevreesd zijn nog eens heel koel een pathetische vraag te stellen: wat zou de wereld zijn zonder Christus? Zonder een God die spreekt en de mens kent, en die de mens zo ook kan kennen? Wij kennen thans zeer precies het antwoord. Daar waar men hardnekkig en onophoudelijk getracht heeft een wereld zonder God in te stellen is deze onderneming uitgelopen op een absurde ervaring, op een ervaring zonder model. Wat ook de tekortkomingen mogen zijn die de christenheid concreet in de loop van de geschiedenis mag vertoond hebben (en zij is altijd verbazend tekort gekomen), de wetten van de rechtvaardigheid en de liefde zijn, zelfs als zij dit niet zou gewild hebben, toch voortgekomen uit de boodschap die zij bewaart, soms tegen haar wil in maar nooit zonder de stille kracht die zij haalt uit de boodschap waarvan zij de bewaarster is. (...) 

Om de Kerk te begrijpen, moet men ze liefhebben. We komen aan ons laatste punt. Een mens ziet slechts wanneer hij liefheeft. Er is ook wel de scherpzinnigheid van het weigeren en het haten. Maar de weigering en de haat onderscheiden maar wat hun gelijkt: het negatieve. Ze kunnen de liefde die haar eigen grenzen niet aanvoelt en de bedreigingen die haar beloeren, behoeden voor verblinding. Maar zij zijn niet constructief. Zonder een bepaalde dosis liefde vindt men niets. Wie zich niet ten minste een beetje in de ervaring van het geloof inzet, in de ervaring van de Kerk, wie zich niet positief inzet, die niet het risico neemt met de ogen van de liefde te kijken, loopt de problemen tegemoet. Het avontuur van de liefde is de voorwaarde die voorafgaat aan het geloof. Zodra men zich een beetje engageert, vindt men het dan niet meer nodig de kleinste van de duistere trekjes van de Kerk te verbergen. Men ontdekt dat het niet alleen dát is in de Kerk. Men ontdekt naast de schandalen een andere geschiedenis van de Kerk, deze van die bevrijdende en vruchtbare kracht van het geloof die in de loop der eeuwen menselijke vorm heeft aangenomen in grote persoonlijkheden zoals de H. Augustinus, de H. Franciscus van Assisi, de dominicaan Las Casas die met vuur heeft gevochten voor de Indianen, Vincentius a Paulo, Johannes XXIII. Zonder dan nog te spreken van de prachtwerken die haar boodschap heeft bezield, die wij nu nog bewonderen in onvergelijkbare werken die van haar waarheid getuigen: wat zich zo heeft kunnen uitdrukken, kan niet uit de duisternis voortkomen. Het schone van de grote kathedralen, het mooie van de muziek die rond het geloof werd gecomponeerd, het edele van de kerkelijke liturgie en vooral de concrete werkelijkheid van de viering die men niet zomaar kan uitdenken maar enkel in zich opnemen, de omvorming van de kalender tot een liturgisch kalender, waarin het verleden en het heden, het moment en de eeuwigheid samenkomen, dat alles is naar mijn mening niet voortgekomen uit een of ander toeval. Het mooie weerspiegelt het ware, zegde Thomas van Aquino, en het ontaarden van het mooie is de spot van de verloren waarheid, zou men eraan kunnen toevoegen. De uitdrukking die het geloof in de loop der geschiedenis heeft kunnen aannemen getuigt in zijn voordeel, en in het voordeel van de onderliggende waarheid. (...)

Als thans alles mislukt, komt dat in wezen omdat wij nog slechts ons eigen willen bevestigen. In een Kerk blijven die wij zouden bouwen opdat ze waardig zou zijn te blijven bestaan, heeft geen zin; het is een tegenspraak in se . Maar in de Kerk blijven omdat zij het verdient te blijven bestaan, omdat zij het verdient geliefd te worden en omdat zij dankzij de liefde voortdurend een nieuwe vorm kan aannemen om zichzelf te worden — dat is de weg die de verantwoordelijkheid voor het geloof vandaag aanwijst. 

De integrale tekst werd gepubliceerd in JOSEPH RATZINGER, Discours fondateurs. 1960-2004 , Fayard, Paris 2008, blz. 145-166. De vertaling uit het Frans werd verzorgd door Walter Van Goethem. 

[1] In het vliegtuig op weg naar Groot-Brittannië, op 16 september ll., kwam Benedictus XVI terug op dit idee. In een tijd van secularisatie, is het inderdaad een bekoring de Kerk en het geloof trachten “aantrekkelijk” te maken, merkte de paus op. Benedictus XVI benadrukte dat een kerk die “aantrekkelijk” tracht te zijn een “vergissing” zou begaan, want ze werkt niet voor zichzelf, wel om “de verkondiging van Christus toegankelijk te maken”, de verkondiging van de “liefde” en van de “verzoening”. Ze moet dus niet zorgen dat ze “aantrekkelijk” is door zichzelf, wel “doorzichtig” voor Christus. De Kerk, zei de paus nog, bestaat niet “voor zichzelf”, maar voor “een ander”, om “de grote figuur van Christus” en “de kracht van zijn liefde” te laten doorschemeren : “ze zou zichzelf niet moeten beschouwen, maar spreken over de andere, voor de andere” (cf. http://www.zenit.org/article-25403?l=french ). (Nota van de redactie)


Bon: www.didoc.be

Monseigneur Leonard

In dit land is het zo dat iedereen recht van spreken heeft behalve monseigneur Leonard.

Wat die brave mens ook verkondigt, steevast duikt de hele meute van de zelfverklaarde kwaliteitspers op hem af als een bende uitgehongerde hyena's op een gewond lam. Dit onder aanvoering van de stoottroepen van de openbare nieuwsdienst.

Elke zin van de aartsbisschop wordt zonder enige nuance uit zijn context gerukt, en wordt een eigen leven in gejaagd van waaruit geen terugkeer meer mogelijk is. Als Leonard zich nog maar durft af te vragen of het zin heeft oude priesters nog te straffen voor pedofiele misdrijven van lang geleden, en hij dus precies hetzelfde zegt als de wetten van het Belgische volk die een nog veel kortere verjaringstermijn bepalen, is het land te klein. Om het even wie die dan iets tegen de monseigneur wil komen zeggen, krijgt de ether en de voorpagina voor zich alleen.

Woordvoerder Jurgen Mettepenningen, die vijf maanden lang heeft staan liegen dat hij zwart zag, neemt ontslag? Twaalf minuten in Het Journaal. Met uitgebreid verslag van de persconferentie waarop hij de heer die hij tot net voordien slaafs diende nog een paar dolken in de rug steekt. Een uur later was hij persoonlijk aanwezig in TerZake. Weer die persconferentie, met de tune van Twin Peaks eronder, om de onbevooroordeeldheid van de openbare nieuwsdienst ook muzikaal in de verf te zetten. Nog eens twee uur later mochten in Lieven, de opvolger van Dirk dat zelf de opvolger was van Phara, zowel Wim De Vilder als de inmiddels echt onuitstaanbaar geworden Rik Torfs hun gal komen spuwen. Tegen die Torfs is het gebruik van geweld stilaan legitiem.

In datzelfde Lieven was Mettepenningen pas een paar dagen voordien zelf te gast geweest. Hij vertelde toen dat het van weinig moed zou getuigen om ontslag te nemen, wat hij drie dagen later dus deed. Gelukkig werd hij op dat moment al feestelijk uitgelachen door Herwig Van Hove, die naast een zesde zintuig ook een allergie heeft voor japneuzen. Herwig barstte in lachen uit toen de woordvoerder begon te klagen dat hij zo veel werk had met de controversiële uitspraken van zijn baas, dat hij zijn gezin nauwelijks nog zag en niet bij zijn zieke kindjes kon zijn. 'Ga dan niet in Lieven zitten, paljas', zouden u en ik hem toeroepen, een advies dat ook geldt voor mensen van wie de kindjes niet ziek zijn.

Herwig Van Hove, hij weze geprezen, maakte korte metten met die flauwekul. Om het even welke politicus die in de hoek geduwd is, grijpt als laatste redmiddel naar zijn zieke kindjes. Dat levert hem dan meestal sympathie op. Terwijl het enige gepaste gevolg zou moeten zijn om zo'n onwaardige ouder uit zijn ouderlijke macht te ontzetten en de zieke kindjes onder te brengen bij een pleeggezin. Desnoods bij Willy Kuijpers. Daar zullen ze zeker niet alleen zijn en hebben ze de gelegenheid in contact te komen met vreemde culturen, om te beginnen die van Willy en Lieve zelf. U moet er eens op letten: ongelooflijk hoeveel kindjes van politici ziek vallen. Een echte risicogroep. In de plaats van Wauthier Robyns, de opperwoekeraar van de verzekeringen, hadden wij ook die premies al fors verhoogd.

Men kan veel zeggen over monseigneur Leonard, dat hij ondanks al zijn geleerdheid een grote dommerik is bijvoorbeeld, maar hij is op zijn minst rechtlijnig en consequent, kenmerken waarop Mettepenningen zich allerminst kan beroepen. Heeft maandenlang krom gepraat wat recht was, en nu komt hij afzweren wat hij al die tijd heeft verkondigd? Weg met dat soort Judassen.

Eén ding staat vast: als wij moeten kiezen tussen monseigneur Leonard en iets vreselijks als Rik Torfs, geef ons dan maar monseigneur Leonard. En dat zegt, noodgedwongen, uw dienaar, de grootste atheïst en de grootste tegenstander van wat voor godsdienst ook. Met dank aan onze politiek correcte media, die een redelijk mens tot zo een standpunt brengen.

Koen Meulenaere

woensdag 10 november 2010

Wanted: beroepscommunicator

Jan-Willem Wits - 10-11-2010  15:01 

“Maar wat vind je er nu eigenlijk zelf van?”, is in het verkeer tussen journalisten en voorlichters een ongepaste vraag. Een woordvoerder wordt niet geacht zijn persoonlijke opvattingen naar voren te brengen zoals een journalist daar niet naar hoort te vragen. Die persoonlijke opvattingen zijn ook helemaal niet relevant. Een woordvoerder verwoordt per definitie his masters voice. Woordvoerder Jürgen Mettepenningen van de Belgische bisschoppenconferentie nam dan ook terecht ontslag nadat hij voor zichzelf had vastgesteld dat hij fundamentele kritiek had op mgr Leonard én daarover niet langer zijn mond kon houden. Het echte probleem zit alleen niet in het einde van zijn korte loopbaan als woordvoerder van de Belgische bisschoppen, maar in het begin ervan.

Mettepenningen was bepaald geen onbeschreven blad toen hij zich in het aartsbisschoppelijk paleis meldde. De Vlaamse kerkhistoricus en theoloog heeft voor zijn aantreden in Mechelen regelmatig publiekelijk partij gekozen in kerkelijke kwesties. Als jonge theoloog trok hij op tegen gemakzuchtige progressieve kerkkritiek. Later sprak hij zich onder meer uit voor een kerkelijk homohuwelijk en het openstellen van de wijdingen voor vrouwen. Met een zo uitgesproken publiek profiel ligt het niet voor de hand om zonder verlies van geloofwaardigheid standpunten uit te gaan dragen die haaks staan op hetgeen je eerder zelf hebt verkondigt. Mark Rutte zal ook niet snel aan Femke Halsema denken als hij een nieuwe woordvoerder zoekt.

Een bisschoppelijk woordvoerder hoeft echt niet op ieder bisschoppelijk woord ‘ja en amen' te zeggen. Een goede woordvoerder stelt intern kritische vragen , houdt een maatschappelijke spiegel voor en adviseert op welke manier een boodschap het beste gebracht kan worden. Maar uiteindelijk bepalen de bisschoppen het beleid en wordt de woordvoerder geacht dit loyaal en vol overtuiging naar buiten te brengen. Wanneer je als woordvoerder bij ieder standpunt moet beraden of je het er zelf wel mee eens bent, dan maak je het jezelf wel erg lastig.

Te veel gevraagd?
Het lijkt dat dit voor Mettepenningen te veel gevraagd was. Dat verklaart ook zijn keuze om op een persconferentie zijn kritiek op mgr. Léonard publiek te maken, ongekend in woordvoerdersland. Met als boodschap dat de aartsbisschop niet wilde luisteren. Mettepenningen gaf alleen de verkeerde reden waarom zijn vertrek onvermijdelijk was. Niet de opvattingen van mgr. Léonard zorgden ervoor dat woordvoerder Mettepenningen onmogelijk aan kon blijven, maar de opvattingen van de theoloog Mettepenningen en zijn kennelijke rolopvatting als zelfverklaarde hulpbisschop maakten van zijn aanstelling al op voorhand een tikkende tijdbom. Het is jammer dat de bisschoppen en Mettepenningen er drie maanden voor nodig hadden om dat te ontdekken.

 

Ongepast en onprofessioneel
Iedere professionele woordvoerder zal met verbazing kennis hebben genomen van de wel bijzonder ‘transparante' persconferentie van Mettepenningen, waarin hij uitgebreid zijn kritiek op mgr. Léonard etaleerde. De woordvoerder transformeerde zichzelf staande de persconferentie tot kritisch commentator. Natuurlijk. Ook als je niet langer in dienst bent bij de Kerk, blijf je katholiek en bestaat er ruimte om een publieke opinie over kerkelijke zaken naar voren te brengen. Maar het is ongepast en onprofessioneel om op de dag van je vertrek de deur naar de keuken van het kerkelijk bedrijf zo ver open te zetten als Mettepenningen deed. Die deur verdient discreet te worden dicht getrokken.

 

Danneels als ballerina
Het is evident dat Mettepenningen extra munitie geeft aan critici van de Belgische bisschoppen. Helaas slagen de bisschoppen ook zelf niet om de indruk weg te nemen dat steeds op de verkeerde knoppen wordt gedrukt. Jarenlang bestond het beeld, zeker in Nederland, dat kardinaal Danneels als een begenadigd ballerina in de media om alle heikele huisjes heen wist te walsen. Waar het Nederlandse medialandschap meer leek op een mijnenveld waarin bisschoppelijke uitingen steevast voor ontploffing zorgden, wist Danneels met in fraai Vlaams gedichte zinnen zelfrelativering en zachtmoedigheid uit te stralen. Dat beeld kantelde tijdens de Romeinse persconferentie na de keuze voor kardinaal Ratzinger als nieuwe paus, waarbij Danneels zich aan de verzamelde wereldpers als een zuur en slecht verliezer toonde. De kardinaal vond achteraf dat hij door journalisten in de val was gelokt, dat zijn woorden uit het lood werden getrokken en dat er onvoldoende clementie klonk voor de vermoeienissen van het conclaaf. Maar de beelden spraken hun eigen taal.

 

De sleutel kwijt
Sindsdien lijkt de Kerk in België de sleutel voor de moeiteloze omgang met de media van weleer wat kwijt geraakt, met de seksueel misbruik-affaire als ongekende katalysator. Het gedwongen vertrek van mgr. Vangheluwe, de curieuze rol van kardinaal Danneels daarin en zijn weifelende openheid daarover, bisschoppen die over elkaar heen buitelen met boodschappen waarvoor je je vroeger meteen in Rome mocht melden om je benoeming tot prelaat van een verdwenen bisdom in Oost-Mesopotamië te ontvangen, de aanstelling van een woordvoerder met een eigen theologische agenda, een gebrekkig inschattingsvermogen hoe op zich valide standpunten en woordkeuzes in de huidige context volstrekt verkeerd kunnen vallen en een mediabeleid dat iedere dag opnieuw lijkt te worden uitgevonden. De trein dendert door op weg naar steeds meer mediale malaise terwijl de bisschoppen wanhopig de noodrem lijken te zoeken. De regie moet terug. Het is de Belgische Kerkprovincie van harte gegund dat de nieuwe woordvoerder een echte beroepscommunicator is die daarbij kan helpen, niet met geprononceerde theologen die voortdurend over hun persoonlijke opvattingen struikelen.

Jan-Willem Wits is communicatieprofessional en voormalig hoofd communicatie van de Nederlandse Bisschoppenconferentie.

Geboren door een abortus

Zeer ontroerende getuigenis.

Gianna Jessen from LMF CAM on Vimeo.



“Er was geen enkele gillende feministe die opkwam voor mijn rechten”

dinsdag 9 november 2010

OM TE GROEIEN IN DE ‘KUNST VAN HET VIEREN’

Nadat ik het belang van deze reflexie heb onderstreept in het vorige nummer van PASTORALIA en de opbouwende geest waarin ik ze met u wil delen, zou ik concreet willen aanvangen met enige aandachtspunten omtrent de opening van de misviering en de liturgie van het Woord.

DE OPENING VAN DE MISVIERING
Het eerste wat de gelovigen bij het begin van de misviering opmerken, is de kledij van de celebrant en de aanwezigheid van acolieten (of hun afwezigheid). Tezelfdertijd worden ze getroffen door de muziek die hen opneemt - de intredezang - en de liturgische opstelling van de gemeenschap.


De kledij van de voorganger(s)
Op sommige plaatsen is men afgestapt van het gebruik dat de priester de kazuifel draagt boven de albe en de stola. Het zou een goede zaak zijn deze traditie te herontdekken (c£ § 123) vermits het dragen van de kazuifel er op een heldere manier op wijst dat de priester niet in eigen naam voorgaat, maar wel als drager van het priesterschap van Jezus Christus, onze enige Hogepriester. Als er meerdere priesters concelebreren, is het bijgevolg aangewezen dat de hoofdcelebrant de kazuifel draagt, terwijl de concelebranten, bij eventueel gebrek aan beschikbare kazuifels, het houden bij het dragen van albe en stola (cf. § 124).

De acolieten
Wat de acolieten betreft, zijn zowel meisjes als jongens welkom, al dient er wel over gewaakt dat de jongens niet worden uitgesloten, vermits menige priesterroeping haar oorsprong vindt in het directe contact met de misviering (cf. § 47). Het gebeurt ook dat de meisjes zo talrijk zijn dat de jongens enige terughoudendheid tonen om zich aan te bieden. Een juist evenwicht is dus geboden. Niettemin is de aanwezigheid van acolieten essentieel. Ik ben dan ook de liturgische ploegen dankbaar en feliciteer samen met hen de bewegingen die de rekrutering van acolieten, jongens en meisjes, aanmoedigen, en waken over hun begeleiding. Zij bewijzen op die manier de Kerk een grote dienst.

De liturgische samenzang
Het hoofdstuk met betrekking tot de muziek en de liturgische samenzang (cf. § 57) zou op zich een meer uitgebreide behandeling verdienen dan waar binnen dit bestek ruimte voor is. Ik wil er enkel de aandacht op vestigen dat de tendens groeit om de traditionele misteksten (inzonderheid het Gloria, het Credo en het Sanctus) te vervangen door dichterlijke alternatieven die soms slechts een verre verwantschap hebben met de liturgische teksten (cf. § 59). Het zou de verantwoordelijken van de samenzang ter harte moeten gaan zich te houden aan de talrijk voorhanden muzikale composities die de tekst, eigen aan de gehele Kerk, respecteren.

Het probleem stelt zich op uitermate ernstige wijze met betrekking tot het Credo waarin het gemeenschappelijke geloof van alle christelijke belijdenissen tot uitdrukking komt. Het is bijgevolg ook van groot oecumenisch belang zich in de liturgie te houden aan het Credo van Nicea-Constantinopel of het Symbolum van de Apostelen, of bij gelegenheid aan de Geloofsbelijdenis in vraag en antwoord, zoals gebruikt tijdens de paaswake (cf. § 69). We zouden er groot voordeel mee doen af te stappen van andere composities die overigens soms getuigen van weinig goede smaak. Sommige niet echt aan te bevelen composities bevatten evenwel een waardevol refreinvers dat kan opgenomen worden bij het begin of op het einde van het `Credo' van de Kerk, eventueel ook als tussenvers. Maar - sta mij toe erop aan te dringen - het gebruik van hetzelfde `Gloria', hetzelfde `Sanctus' en hetzelfde `Credo' in alle landen, welke ook hun taal weze, is een opmerkelijk teken van de universele communio. Dit mag niet verloren gaan.

En zo men de mening is toegedaan dat het `Credo' van Nicea-Constantinopel een vrij moeilijke tekst is, volstaat het er enkele homilieën aan te wijden om de enorme rijkdom die erin vervat ligt, toe te lichten. Ik was er ook al meermaals getuige van, dat tijdens vieringen met ruime aanwezigheid van jongeren dit `Credo' in een gebarenspel werd uitgebeeld. Dat geeft een verrassend resultaat. Zelfs de aanwezige volwassenen ontdekken aldus eindelijk de ware toedracht van uitdrukkingen als `geboren, niet geschapen, een in wezen met de Vader', of `en aan zijn Rijk komt geen einde', of nog `de Heilige Geest, die met de Vader en de Zoon tezamen wordt aanbeden en verheerlijkt'. Om te komen tot deze geloofsbelijdenis die alle christelijke gemeenschappen delen, heeft de Kerk gedurende vier eeuwen gebeden en gemediteerd en heeft ze het opgenomen tegen dwaalleren allerhande. Men' mag deze schat met vergooien ten voordele van composities die geen toekomst hebben.


De liturgische opstelling
Wat de liturgische opstelling betreft, waaruit voor een groot deel de `actieve deelname' van de gelovigen aan de liturgie spreekt (cf. § 40), volstaat het in herinnering te brengen dat, behoudens persoonlijke gezondheidsproblemen, de gelovigen rechtstaan vanaf het begin van de viering tot de eerste lezing (en dus niet gaan zitten tijdens de schuldbelijdenis en het Gloria!). Ze blijven zitten tijdens de lezingen, maar eens het Alleluia (of de acclamatie tijdens de veertigdagentijd) wordt aan-geheven, gaan allen rechtstaan voor het Evangelie. Ze gaan opnieuw zitten tijdens de homilie. Vervolgens staat men recht tijdens het `Credo' en de voorbeden en kan men gaan zitten tijdens de offerande. De gelovigen gaan staan bij de uitnodiging `Bid, broeders en zusters...' tot na de communie (men gaat dus niet zitten tijdens de prefatie, noch tussen de consecratie en het Onze Vader, noch voorafgaand aan de communie!). De gelovigen kunnen indien mogelijk, desgewenst knielen tijdens de consecratie, uit eerbied voor het grote mysterie dat zich voltrek Tijdens de bezinning na de communie blijft men zitten. Ten slotte gaan allen weer staan voor het slotgebed tot en met de wegzending, behalve wanneer eventuele mededelingen te veel tijd in beslag nemen. Deze afwisseling van zitten en staan (en zelfs knielen) is geen kunstmatige gymnastische oefening die ons het leven moeilijk wil maken, maar een concrete manier om bidden met het gehele lichaam en niet louter in de geest.

DE DIENST VAN HET WOORD
Na de opening van de viering komen de lezingen van de dienst van het Woord. Vervolgens de homilie, de geloofsbelijdenis en de voorbeden.

De lezingen van de dienst van bet Woord.
Men dient er op toe te zien tijdens het beluisteren van het Woord Gods nooit buiten bijbelse teksten in te lassen, en dit onder geen beding. Als men oordeelt dat een of andere veelzeggende niet-Bijbelse tekst toch past, kan dit enkel bij wijze van bezinning, op een gepast moment, en in geen geval als gelijkwaardig met een Bijbelse lezing. Het is inderdaad de Openbaring vertolkt in het Woord Gods die ons in de liturgie samenbrengt, en niet een of andere tekst die ons vanuit een bepaalde religieuze traditie of dichterlijke smaak aanspreekt.

Ik nodig ook iedereen vriendelijk uit afstand te nemen van de kwalijke gewoonte die zich her en der voordoet om zonder ernstige reden een van de drie zondagslezingen weg te laten. Het is juist een van de mooiste verworvenheden van de liturgische hervorming de lezing van de Heilige Schrift tijdens de misviering te hebben uitgebreid. Het is niet het ogenblik dit nu terug te schroeven! In het bijzonder is het uiterst gevaarlijk de lezingen van het Oude Testament systematisch over te slaan, alsof deze joodse Schriften van het Eerste Verbond geen deel zouden uitmaken van de christelijke Openbaring! De verantwoordelijken van de samenzang dienen er ook voor te zorgen dat het lied dat volgt op de eerste lezing bij voorkeur de meditatiepsalm is zoals voorzien in de liturgie, en niet een of ander zangstuk dat eigenlijk geen betrekking heeft op de lezing (cf. § 62).


Tijdens de misviering gebeurt de lezing of de voorzang van het Evangelie steeds door een gewijde bedienaar: bisschop, priester of diaken. Men kan een uitzondering maken voor misvieringen voor kinderen, waarbij een lezing op basis van de tekst door henzelf of hun catechist kan worden uitgebeeld.

DE HOMILIE

Evenzo wordt de homilie steeds uitgesproken door een gewijde bedienaar (cf. § 63-64). Indien een leek wenst tussen te komen voor een mededeling of een getuigenis, plaatst men die bijdrage bij voorkeur tussen het slotgebed en de zegen, het moment waarop gewoonlijk de mededelingen worden gedaan (cf. § 74), of nog, wanneer dit nodig lijkt, als vervolg op een korte homilie van de celebrant.


De geloofsbelijdenis en de voorbeden
De geloofsbelijdenis is als het antwoord van de geloofsgemeenschap op het beluisterde Woord Gods. Ik heb er het al eerder over gehad. Ten slotte eindigt de dienst van het Woord met de voorbeden. Hier voltrekt zich alles gewoonlijk normaal goed. Toch dient men er over te waken dat deze voorbeden tijdens huwelijks- of begrafenisvieringen inderdaad gebeden tot God blijven, en niet verworden tot een afscheidsgroet aan de overledene of een wensbericht naar het jonge paar toe. Het volstaat, om een goed resultaat te bekomen, de betrokkenen te vragen er voor te zorgen dat hun voorbede logischerwijs kan besloten worden met de formule: "Laat ons bidden".

Hierbij heb ik uw aandacht gevestigd op enkele punten betreffende de opening van de misviering en de dienst van het Woord. In een volgende bijdrage is de Eucharistische dienst aan de orde.


+ ANDRE JOZEF LEONARD,

Aartsbisschop van Mechelen-Brussel

Reacties op misbruik in kerk gewikt en gewogen

Herman De Dijn (K.U. Leuven):

Bron: RK-nieuwsnet.  

Na zes maanden van steeds nieuwe schokkende onthullingen en verwikkelingen in verband met het kindermisbruik in de kerk, is blijkbaar de tijd aangebroken van bezinning. De vraag rijst hoe er toch weer bemoediging en hoop kunnen zijn, hoe het nu positief verder moet met de kerk. Herman De Dijn, emeritus hoogleraar wijsbegeerte aan de K.U.Leuven, probeert die vragen te beantwoorden in het jongste nummer van het christelijk weekblad Tertio.

Om op die vragen naar bemoediging, hoop en de toekomst van de kerk goed te antwoorden, is het nodig wat afstand te nemen, te evalueren wat er precies aan de hand is. Daarbij is het verstandig ook na te denken over de manier waarop binnen de kerkgemeenschap zelf werd omgegaan met de gevoelens van verbijstering, schaamte en woede die zo breed naar boven kwamen. Zulke gevoelens zijn normaal en onvermijdelijk, maar de vraag is of gekwetste gevoelens wel goede raadgevers zijn. Dit soort bedenkingen kwetsen wellicht op hun beurt weer bepaalde mensen. Maar wie redelijk wil zijn, kan ze toch niet ontwijken?

Emotivisme

Onze tijd is een tijd waarin de emotie zo centraal staat dat cultuurfilosofen van een cultuur van emotivisme spreken. Dat wordt heel duidelijk in de manier waarop de media en de reclame werken. Daarom is het des te belangrijker zich vandaag af te vragen: zijn onze gevoelens goed geïnformeerd, zijn ze niet onredelijk? Was het bijvoorbeeld geen vertekening van de realiteit zonder meer te spreken van massaal misbruik (“in elk internaat”), en alsof bijna geen enkele priester zonder schuld was?

Vooraleer we mogen spreken van kerkelijke structuren en functies als helse misbruikmachines, kunnen we die vragen naar objectieve, ook vergelijkende, gegevens niet uit de weg gaan. De media zijn in dat opzicht schromelijk tekortgeschoten. Ze hadden blijkbaar een andere, “missionaire” agenda. Als diezelfde kerkelijke structuren sinds de jaren negentig niet meer in dezelfde mate tot miserie leidden, terwijl het toch om dezelfde gezagsstructuren ging, dan is niet de structuur zonder meer, maar de structuur in een bepaalde context het probleem. Structuren zijn daarbij altijd enigszins problematisch. Dat geldt bijvoorbeeld voor het gezin, waar seksueel misbruik blijkbaar het grootst is. Moeten we daarom het gezin afschaffen?

Aanvallen buiten en binnen

Een ander fenomeen verdient onze aandacht, ook voor de toekomst. Het lijkt me onmiskenbaar dat deze affaire door bepaalde groepen werd aangegrepen om de kerk zo zwaar mogelijk te treffen. De kerk lag allang onder vuur, we hoeven ons alleen maar te herinneren wat er gebeurde bij de euthanasie van Hugo Claus. Nu zien ze de kans schoon om de genadeslag toe te dienen. Voortdurend liggen ze op de loer om iets politiek incorrects te ontdekken en alle registers van verontwaardiging open te trekken, zoals onlangs weer toen het boek van aartsbisschop André-Joseph Léonard verscheen.

Voortdurende ergernis

Wat treft, is de enorme haat en afkeer van groepen buitenstaanders. Dat kan wellicht worden verklaard vanuit een soort negatieve binding. Ook al is er allang geen reële band meer, men blijft negatief gefocust op de andere partij. Die is de bron van voortdurende ergernis, men vindt er genoegen in als zij moeilijkheden ondervindt, men wil haar ook op alle mogelijke manieren treffen. Is dat de reden waarom wildvreemden die nooit iets met de kerk te maken hebben gehad, die helemaal niet weten waarover het daar gaat, ook over binnenkerkelijke zaken zo opgewonden kunnen geraken?

Anderen die allang de kerk hebben verlaten, werpen zich op als pleitbezorgers van het ‘echte’ christendom en roepen op tot revolutie binnen de kerk. Ook al is de kerk, zeker in het Westen, allang haar maatschappelijke macht kwijt, men blijft haar zien als een haast satanische machine en de paus als een soort Hitler. Alle middelen tot stigmatisering zijn goed, zoals we hebben kunnen constateren bij het bezoek van de paus aan Groot-Brittannië. We moeten beseffen dat de haat en afkeer niet verdwijnen zolang de kerk niet totaal uit de publieke sfeer is verdreven. Voor sommige groepen is de aanval op de kerk en de godsdienst dé manier om zichzelf en de eigen boodschap te propageren en te legitimeren.

Wat evenwel nog opmerkelijker is, is hoe sommige met de kerk verbonden individuen of groepen reageren. Priesters al dan niet op rust of ‘for rent’, gieten voortdurend olie op het vuur. Ze provoceren zo nodig voor de camera’s om het hun kerkleiders nog lastiger te maken. Ook zij hebben hun agenda die ze trouwens niet wegstoppen. Zo publiceert er een openlijk dat hij de eigen wijding of het sacrament dat hij elke zondag viert, de eucharistie, maar poespas vindt. Waar ze op uit zijn, is de implosie van de institutionele kerk. Dat ze zelf hun ambt niet allang eerlijk neerlegden, is moeilijk te begrijpen, tenzij vanuit de wil tot systematische subversie van binnenuit. Beseffen zij niet dat het alleen maar hun relatie met die institutionele kerk is, die maakt dat ze überhaupt de aandacht trekken? Neem die kerk weg en ook hun dissidentie wordt compleet oninteressant. De grootste zorg van bepaalde tenoren van ‘christelijke’ organisaties lijkt erin te bestaan zich zo flink mogelijk te distantiëren van de kerk als er weer iets in de media komt.

Lering en leiding

Het is bijna tragisch hoe weinig wordt gereageerd op halfgare ideeën en voorstellen die evenwel de toekomst van de kerk in Vlaanderen dreigen te hypothekeren. Sommige priesters, theologen en godsdienstleraars propageerden ze zelf. Waar bleven en blijven de stemmen die reageren op dwaasheden zoals te lezen in een ‘kwaliteitskrant’ – “Onfeilbare paus erkent fouten”, “Vrouwen kunnen zelfs niet kandideren voor een baan als priester” – of op stellingen zoals dat een religieus gezag alleen recht van spreken heeft als het aan het hoofd staat van een moreel volmaakte organisatie.

Wat we nodig hebben, zijn moraaltheologen die de moed hebben kerkelijke standpunten uit te leggen als zijnde meer dan alleen maar baarlijke nonsens, pastoraaltheologen die in herinnering brengen wat een wijding betekent en menswetenschappers die de moed hebben uit te leggen dat symbolische verschillen, zoals tussen gewijden en niet-gewijden, geen principiële discriminatie betekenen tenzij vanuit een extremistisch begrip van gelijkheid. Er is werk aan de winkel. We zouden, zo zeggen velen, moeten evolueren naar een kerk van basisgemeenschappen die radicaal opteert voor vrijheid, gelijkheid en broederlijkheid. Heeft men al eens nagedacht over wat zo’n kerkelijke basisdemocratie werkelijk zou betekenen? Wat te verwachten valt, is de creatie van allerlei groepen met hun kleine pausen, of erger nog: door commercie geïnfiltreerde ‘kerken’.

Juist nu hebben we de band nodig met de wereldkerk en een kerkelijk gezag dat zich niet laat doen door de waan van de dag. Een gezag dat erover waakt dat de spirituele en materiële erfenis van de traditie niet zonder meer wordt verkwanseld. Godsdienst is niet louter een ethiek, het is ook een manier om zich via symbool en ritueel tot het transcendente te richten. Zonder blijvende band met Rome lijken we alleen maar onverbiddelijker de weg op te gaan van de ontwijding. Dat zou ook maatschappelijk een grote verarming betekenen, aldus Herman De Dijn.