dinsdag 9 november 2010

Reacties op misbruik in kerk gewikt en gewogen

Herman De Dijn (K.U. Leuven):

Bron: RK-nieuwsnet.  

Na zes maanden van steeds nieuwe schokkende onthullingen en verwikkelingen in verband met het kindermisbruik in de kerk, is blijkbaar de tijd aangebroken van bezinning. De vraag rijst hoe er toch weer bemoediging en hoop kunnen zijn, hoe het nu positief verder moet met de kerk. Herman De Dijn, emeritus hoogleraar wijsbegeerte aan de K.U.Leuven, probeert die vragen te beantwoorden in het jongste nummer van het christelijk weekblad Tertio.

Om op die vragen naar bemoediging, hoop en de toekomst van de kerk goed te antwoorden, is het nodig wat afstand te nemen, te evalueren wat er precies aan de hand is. Daarbij is het verstandig ook na te denken over de manier waarop binnen de kerkgemeenschap zelf werd omgegaan met de gevoelens van verbijstering, schaamte en woede die zo breed naar boven kwamen. Zulke gevoelens zijn normaal en onvermijdelijk, maar de vraag is of gekwetste gevoelens wel goede raadgevers zijn. Dit soort bedenkingen kwetsen wellicht op hun beurt weer bepaalde mensen. Maar wie redelijk wil zijn, kan ze toch niet ontwijken?

Emotivisme

Onze tijd is een tijd waarin de emotie zo centraal staat dat cultuurfilosofen van een cultuur van emotivisme spreken. Dat wordt heel duidelijk in de manier waarop de media en de reclame werken. Daarom is het des te belangrijker zich vandaag af te vragen: zijn onze gevoelens goed geïnformeerd, zijn ze niet onredelijk? Was het bijvoorbeeld geen vertekening van de realiteit zonder meer te spreken van massaal misbruik (“in elk internaat”), en alsof bijna geen enkele priester zonder schuld was?

Vooraleer we mogen spreken van kerkelijke structuren en functies als helse misbruikmachines, kunnen we die vragen naar objectieve, ook vergelijkende, gegevens niet uit de weg gaan. De media zijn in dat opzicht schromelijk tekortgeschoten. Ze hadden blijkbaar een andere, “missionaire” agenda. Als diezelfde kerkelijke structuren sinds de jaren negentig niet meer in dezelfde mate tot miserie leidden, terwijl het toch om dezelfde gezagsstructuren ging, dan is niet de structuur zonder meer, maar de structuur in een bepaalde context het probleem. Structuren zijn daarbij altijd enigszins problematisch. Dat geldt bijvoorbeeld voor het gezin, waar seksueel misbruik blijkbaar het grootst is. Moeten we daarom het gezin afschaffen?

Aanvallen buiten en binnen

Een ander fenomeen verdient onze aandacht, ook voor de toekomst. Het lijkt me onmiskenbaar dat deze affaire door bepaalde groepen werd aangegrepen om de kerk zo zwaar mogelijk te treffen. De kerk lag allang onder vuur, we hoeven ons alleen maar te herinneren wat er gebeurde bij de euthanasie van Hugo Claus. Nu zien ze de kans schoon om de genadeslag toe te dienen. Voortdurend liggen ze op de loer om iets politiek incorrects te ontdekken en alle registers van verontwaardiging open te trekken, zoals onlangs weer toen het boek van aartsbisschop André-Joseph Léonard verscheen.

Voortdurende ergernis

Wat treft, is de enorme haat en afkeer van groepen buitenstaanders. Dat kan wellicht worden verklaard vanuit een soort negatieve binding. Ook al is er allang geen reële band meer, men blijft negatief gefocust op de andere partij. Die is de bron van voortdurende ergernis, men vindt er genoegen in als zij moeilijkheden ondervindt, men wil haar ook op alle mogelijke manieren treffen. Is dat de reden waarom wildvreemden die nooit iets met de kerk te maken hebben gehad, die helemaal niet weten waarover het daar gaat, ook over binnenkerkelijke zaken zo opgewonden kunnen geraken?

Anderen die allang de kerk hebben verlaten, werpen zich op als pleitbezorgers van het ‘echte’ christendom en roepen op tot revolutie binnen de kerk. Ook al is de kerk, zeker in het Westen, allang haar maatschappelijke macht kwijt, men blijft haar zien als een haast satanische machine en de paus als een soort Hitler. Alle middelen tot stigmatisering zijn goed, zoals we hebben kunnen constateren bij het bezoek van de paus aan Groot-Brittannië. We moeten beseffen dat de haat en afkeer niet verdwijnen zolang de kerk niet totaal uit de publieke sfeer is verdreven. Voor sommige groepen is de aanval op de kerk en de godsdienst dé manier om zichzelf en de eigen boodschap te propageren en te legitimeren.

Wat evenwel nog opmerkelijker is, is hoe sommige met de kerk verbonden individuen of groepen reageren. Priesters al dan niet op rust of ‘for rent’, gieten voortdurend olie op het vuur. Ze provoceren zo nodig voor de camera’s om het hun kerkleiders nog lastiger te maken. Ook zij hebben hun agenda die ze trouwens niet wegstoppen. Zo publiceert er een openlijk dat hij de eigen wijding of het sacrament dat hij elke zondag viert, de eucharistie, maar poespas vindt. Waar ze op uit zijn, is de implosie van de institutionele kerk. Dat ze zelf hun ambt niet allang eerlijk neerlegden, is moeilijk te begrijpen, tenzij vanuit de wil tot systematische subversie van binnenuit. Beseffen zij niet dat het alleen maar hun relatie met die institutionele kerk is, die maakt dat ze überhaupt de aandacht trekken? Neem die kerk weg en ook hun dissidentie wordt compleet oninteressant. De grootste zorg van bepaalde tenoren van ‘christelijke’ organisaties lijkt erin te bestaan zich zo flink mogelijk te distantiëren van de kerk als er weer iets in de media komt.

Lering en leiding

Het is bijna tragisch hoe weinig wordt gereageerd op halfgare ideeën en voorstellen die evenwel de toekomst van de kerk in Vlaanderen dreigen te hypothekeren. Sommige priesters, theologen en godsdienstleraars propageerden ze zelf. Waar bleven en blijven de stemmen die reageren op dwaasheden zoals te lezen in een ‘kwaliteitskrant’ – “Onfeilbare paus erkent fouten”, “Vrouwen kunnen zelfs niet kandideren voor een baan als priester” – of op stellingen zoals dat een religieus gezag alleen recht van spreken heeft als het aan het hoofd staat van een moreel volmaakte organisatie.

Wat we nodig hebben, zijn moraaltheologen die de moed hebben kerkelijke standpunten uit te leggen als zijnde meer dan alleen maar baarlijke nonsens, pastoraaltheologen die in herinnering brengen wat een wijding betekent en menswetenschappers die de moed hebben uit te leggen dat symbolische verschillen, zoals tussen gewijden en niet-gewijden, geen principiële discriminatie betekenen tenzij vanuit een extremistisch begrip van gelijkheid. Er is werk aan de winkel. We zouden, zo zeggen velen, moeten evolueren naar een kerk van basisgemeenschappen die radicaal opteert voor vrijheid, gelijkheid en broederlijkheid. Heeft men al eens nagedacht over wat zo’n kerkelijke basisdemocratie werkelijk zou betekenen? Wat te verwachten valt, is de creatie van allerlei groepen met hun kleine pausen, of erger nog: door commercie geïnfiltreerde ‘kerken’.

Juist nu hebben we de band nodig met de wereldkerk en een kerkelijk gezag dat zich niet laat doen door de waan van de dag. Een gezag dat erover waakt dat de spirituele en materiële erfenis van de traditie niet zonder meer wordt verkwanseld. Godsdienst is niet louter een ethiek, het is ook een manier om zich via symbool en ritueel tot het transcendente te richten. Zonder blijvende band met Rome lijken we alleen maar onverbiddelijker de weg op te gaan van de ontwijding. Dat zou ook maatschappelijk een grote verarming betekenen, aldus Herman De Dijn.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten