Er was eens een land waar sinds mensenheugenis alle inwoners, jong en oud, één bijzondere passie gemeen hadden: het voetbal.
Er werd gespeeld en gesjot dat het een lieve lust was. En won de ene ploeg, tja: dan was het hun beurt om vrolijk te zijn. De week erop kon het anders zijn en dan was het treurnis troef. Wat had je gedacht? Maar zelden werd de uitslag betwist, al waren er wel heethoofden die soms wel eens hun boekje te buiten gingen. Maar ook dan wisten ze goed dat de aan de einduitslag niet meer getornd werd…
Ook op het veld gebeurde het soms dat een speler zich onbehoorlijk gedroeg. Maar dan was er de scheidsrechter die hem terecht wees. Want scheidsrechters waren geen gewone voetballers: zij stonden als het ware boven, maar ook in het spel. En zij waren de bewaarders van het Gulden Boek der Spelregels.
En dat was niet zo maar een boek. Een oud verhaal ging immers dat zonder het Gulden Boek der Spelregels het ooit anders was geweest: elke streek had immers zo een beetje een afwijkende manier van spelen, zodat bij elke wedstrijd het telkens weer tot harde woorden kwam. Niet alleen tussen de spelers, maar ook tussen de supporters. En het was op verschillende tijdstippen echt slecht afgelopen. Zo slecht dat enkele scheidrechters zich voor een tijdje terugtrokken en de koppen bij elkaar staken. Toen zij na enige tijd opnieuw verschenen, droeg één van hen een boek in zijn hand. Het Gulden Boek. Voortaan zouden alle ploegen van het land zich aan deze spelregels in het boek houden. En wie scheidsrechter wilde worden, die moest een lange tijd op cursus gaan. Om alles goed onder de knie te krijgen. En kijk: iedereen was het ermee eens.
En sindsdien verliepen de wedstrijden zoals wedstrijden moeten verlopen. Tot eenieders tevredenheid. Want er ging weer gevoetbald worden.
Maar vele, vele jaren later stond in een dorp van het Rijk een man op. Hij had een grote droom gehad. En deze droom moest hij aan iedere inwoner van het land kenbaar maken. Want zo gaat dat met grote dromen.
Hij riep een aantal mensen rondom zich en vertelde hen zijn droom: “Voetbal”, zo begon hij “ is slechts een vlucht uit de werkelijkheid.” De aanwezigen keken verbaasd op: was hetgeen ze ervoeren op het veld als voetballer, of ernaast als supporter, dan niet echt? “Neen,” sprak de man van de Grote Droom. “Het lijkt allemaal wel echt, maar tenslotte gaat het om een neuronenspel in de hersenen…” Nu keken velen verbaasd op. “Bovendien” vervolgde hij, “stamt dat boek uit een lang vervlogen tijd. Toen de menselijke geest nog volop aan het groeien was. “ Er klonk wat gemor in de zaal toen hij dit zo stelde, want tenslotte sprak de man ietwat oneerbiedig over hun voorouders…
“Ik geef een voorbeeld!”, zo stelde hij iedereen gerust. “ Neem nu de breedte van het doel. Waarom moet die zo breed zijn zoals beschreven in het Boek? “
Dat was goed gezien, zeiden sommigen. Dààr hadden ze nog nooit over nagedacht. Toch was er één die het aandurfde zijn vinger op te steken, en toen hij het woord kreeg merkte hij op dat de breedte van het doel niet zo belangrijk was. Als ze allebei maar even breed waren.
Een brede glimlach verscheen op het gezicht van de Dromer. “Ha!”, sprak hij. “Als ze maar allebei even breed zijn. Maar net daar wringt het schoentje. Alle doelmannen zijn verschillend. Waarom hun doel dan niet? Waarom zou een doelman met langere armen geen breder doel krijgen? Bovendien: wie erin slaagt in een smaller doel te scoren, is toch wel een beter voetballer, niet?”
Even werd het stil in de zaal. De mensen keken elkaar aan en knikten instemmend. Daar zat wel iets in…
En zo haalde de Dromer tal van voorbeelden aan. En stilaan kreeg hij de groep mee.
Maar vele uren later was er onder de aanwezigen één die toch nog ergens een probleem zag: tenslotte was het Gulden Boek der Scheidsrechters datgene waar naar gekeken werd. En hadden de scheidrechters er wel een heel lange training op zitten.
De Dromer barstte in lachen uit. “Training?”, sprak hij, “Voor u staat iemand die deze training ook met goed gevolg heeft gevolgd. En ik kan u verzekeren: buiten wat ernstigdoenerij naar de buitenwereld toe, stelt dat allemaal niet veel voor. Het is net omdat jullie die scheidsrechters erkennen, dat zij zo vasthouden aan hun Boek. Het is uw erkenning die hen macht geeft. Ieder van u heeft genoeg gezond verstand om zelf scheidsrechter te kunnen zijn. En waarom niet? Waarom moet de ene denken dat-ie meer is dan de andere? Zijn niet alle mensen gelijk?”
“Is dat niet in tegenspraak met wat u in het begin van de avond over doelmannen zei?” merkte iemand op.
“Mijnheer,” zo sprak de Dromer, “het spijt mij. Maar u heeft het, in tegenstelling tot de andere aanwezigen hier, niet echt begrepen.” Een instemmend gemompel kwam uit de zaal, zodat de betrokkene het beter vond met stille trom de aftocht te blazen.
De komende maanden trokken de aanwezigen naar andere dorpen en vertelden daar over hun wedervaren. En een klein jaar later had de Grote Droom vrijwel iedereen in zijn greep: het voetbal zou voortaan moderner worden, aangepast aan de noden van vandaag. Geleid vanuit de supporters, want tenslotte: wat zouden wedstrijden nog voorstellen als er geen volk kwam naar kijken…?
En stilaan baanden zij zich een weg doorheen het voetbal. Was er al eens een lijnrechter ziek, dan was er geen probleem. Er werd altijd wel een supporter gevonden die bereid was om zijn plaats in te nemen.
Maar stilaan werden deze toevallige lijrechters talrijker. En het gebeurde nu ook vaak dat zij een beslissing van de scheidrechter aanvochten. Deze laatste moest immers leren loskomen van zijn Boek. Want, kijk eens aan: de bezieling waarmee de vrijwilligers hun taak volbrachten, mocht toch ook voor iets tellen?
En nog later waren er zelf scheidrechters die aan de kant van de Dromers ging staan. Om van daaruit mee een nieuw elan te kunnen creëren voor het ondertussen aan populariteit inboetende voetbal. Want het moet gezegd: de velden liepen stilaan leeg. Velen werden het beu naar een spel te kijken waar geen enkele zekerheid meer bestond over welke regel al dan niet door de scheidrechters zou worden toegepast.
En tenslotte werd het zo erg dat ergens vanuit een ver dorp een scheidsrechter stelde dat het nu genoeg was geweest. Hij bracht het Boek in herinnering, de reden dat het ooit geschreven was en al het waardevolle dat het bezat.
Maar de Dromers lachten hem uit. Meer nog: zijn woorden werden verdraaid.
Toen hij zei: “Wij moeten terug naar het Gulden Boek der Spelregels” werd dat vervormd tot “Hij wil opnieuw het aanzien van vroeger en kijkt neer op ons.”
Toen hij sprak dat de doelen weer even breed moesten zijn, werd dat uitgelegd als een straffe uitspraak die voorbijging aan de individuele verschillen tussen de doelmannen.
Toen hij verklaarde dat voetbal pas tot zijn perfectie kwam door een ronde bal ipv een eivormige omdat de natuur van het spel immers daarop was afgestemd, heette het dat hij eens dringend zijn blikveld moest verruimen. Vele ploegen speelden immers nu met een eivormige bal.
En ondertussen liepen de voetbalvelden leeg. Slechts daar waar enkel ploegen nog speelden volgens het Boek, verliep alles zoals het ooit gelopen was. En vreemd: deze wedstrijden trokken stilaan opnieuw meer volk…
Geen opmerkingen:
Een reactie posten