Het is vandaag een verkeerd verspreide opvatting alsof de handcommunie over de oudste adelbrieven zou beschikken en dat men in de eerste eeuwen van het christendom en lang daarna alleen de handcommunie zou gekend hebben.
Een rigoureus onderzoek leidt niet tot deze ongenuanceerde conclusie. Men pakt graag uit met de geciteerde tekst van Cyrillus van Jeruzalem (4de eeuw). Bij de specialisten leeft discussie over de authenticiteit van die tekst en zij beschouwen hem meestal als een latere interpolatie door zijn omstreden opvolger Johannes. Analoge teksten uit de christelijke oudheid zijn schaars. Alleen bij Theodorus van Mopsuestia en bij Johannes Chrysostomos (4de – 5de eeuw) vinden we hiervan een toevallige allusie of een spoor. Paus Leo de Grote (5de eeuw) echter getuigt, in zijn commentaar op Joh VI, van een courante traditie waarbij de H. Communie als vanzelfsprekend op de tong werd gegeven. Dat was volstrekt evident voor de H. Basilius de Grote (4de eeuw). Ook Gregorius de Grote en Johannes de Diaken (6de eeuw) onderschrijven deze praktijk voor hun tijd.
Uit dit historisch onderzoek blijkt dat de praktijk van de handcommune wel heeft bestaan, maar haar oorsprong vond vooral in tijden van vervolging, toen de eerste christenen de Eucharistie in het verborgen meebrachten naar andere christenen. Ze was er ook bij de woestijnmonniken die geen celebrerende priester in de onmiddellijke nabijheid kenden. Maar beweren dat deze praktijk algemeen was, en als officieel lang daarna nog (tot aan de 9de of 10de eeuw) bleef voortbestaan, is in geen geval bewezen. De Constantijnse Vrede maakte er in principe een einde aan, hoewel lokale gebruiken slechts geleidelijk verdwenen onder de druk van kerkleiders, die wilden terugkeren naar het gebruik van de “Apostolische tijd”. Dit bewijst hoe ingewortelde gewoontes moeilijk weer ongedaan worden gemaakt. (Dictionnaire d’ Archéologie Chrétienne et de Liturgie”).
Ook Paus Eutychianus (3de eeuw) verbood leken de H. Hostie met de handen aan te raken. En de synode van Saragossa (4de eeuw) dreigde met excommunicatie wanneer dit zou gebeuren. De synode van Rouen (650) en van Constantinopel (692) schreven het ontvangen van de H. Communie voor vanuit de handen van een gewijde priester.
Dat de apostelen, de eerste bisschoppen aan het laatste avondmaal de H. Eucharistie op de hand ontvingen, doet niets af dat de oudste liturgische praktijk die erop volgde uit respect de tongcommunie bij de gelovigen is geweest. Het staat vast dat Paus Paulus VI onder druk werd gezet om de praktijk van de handcommunie, die na Vaticanum II bij ons en in andere West-Europese landen vanuit de basis veld won, lokaal toe te staan. Deze handcommunie is in feite helaas daarna gaandeweg gepaard geweest aan een vermindering of aan een totaal verdwijnen van het geloof in de reële aanwezigheid van het lichaam en bloed des Heren. Deze praxis bracht op verscheidene plaatsen slordigheid en gemis van eerbied.
We staan voor een enorme geloofscrisis betreffende de H. Eucharistie. Voor overtuigde gelovigen is het ergerniswekkend hoe bepaalde voorgangers soms nonchalant het H. Sacrament behandelen, en men soms ziet hoe de misdienaar zelf de H. Communie uitreikt, terwijl de celebrant netjes “ad sedem” blijft. Eenmaal de handcommunie toegestaan meent iedereen zomaar de H. Eucharistie te mogen vatten bij de hand. De tongcommunie blijft daarom de algemene en eerste vorm van ontvangen. De uitzonderlijke vorm is de handcommunie. Geen enkele priester of diaken mag de tongcommunie weigeren.
Jozef Decoene, Roeselare
Geen opmerkingen:
Een reactie posten