Emmanuel Cabello |
De jongste jaren heeft de crisis van het seksueel misbruik op minderjarigen in de katholieke Kerk in de Verenigde Staten en in verschillende West-Europese landen voor heel wat opschudding gezorgd. Zij staat vandaag — en nog voor hoelang weten wij niet — in het centrum van de belangstelling zowel in de maatschappij als in de katholieke hiërarchie.
De oorsprong van deze crisis kennen is essentieel als er doeltreffende oplossingen willen voor gevonden worden. Eigenlijk zijn er twee tegengestelde hypotheses.
Eerste hypotheseDe eerste stelt dat de voornaamste oorzaak van het seksueel misbruik door geestelijken moet gezocht worden in de repressieve moraal van de katholieke Kerk, meer in het bijzonder in het verplichte celibaat van de priesters. Sommigen stellen dat de aan de priesters opgedrongen seksuele onthouding afwijkende seksuele handelingen met minderjarigen bevordert, door een soort compensatiemechanisme.
Professor Hans-Ludwig Kröber, directeur van het Instituut voor psychiatrische gerechtelijke geneeskunde van de Vrije Universiteit van Berlijn is het daar niet mee eens. Hij is een van de grote deskundigen inzake pedofilie. Zijn Instituut publiceert regelmatig studies over de daders en de slachtoffers van misdrijven inzake seksueel misbruik. Hij stelt dat pedofielen personen zijn die een vroege seksuele activiteit ontwikkeld hebben en geenszins volwassenen die “een verhoogde hormonale productie” vertonen door gebrek aan een partner. Voor hem is de stelling dat het celibaat aan de oorsprong ligt van seksuele delicten “vanuit wetenschappelijk oogpunt een dwaasheid” (cf. Celibaat en pedofilie ).
Philip Jenkins, socioloog en professor aan de Pennsylvania State University, is de auteur van de meest grondige studie die verschenen is over de pedofiele priesters in de Verenigde Staten. Zoals Kröber is ook hij geen katholiek. Over het verband tussen celibaat en pedofilie is hij eveneens zeer duidelijk: “Mijn onderzoek rond deze gevallen tijdens de jongste twintig jaar toont duidelijk aan dat er absoluut geen bewijs is dat katholieke priesters of andere ongehuwde geestelijken meer geneigd zouden zijn tot een slecht gedrag of tot misbruik dan andere leden van de clerus van om het even welke kerk of dan leken.” ( cf. Priestercelibaat en seksueel misbruik ). Het lijkt dus duidelijk dat de zogenaamde “repressieve” katholieke moraal geenszins verantwoordelijk is voor het seksueel misbruik [1].
Tenslotte moet er ook aan herinnerd worden dat de meeste seksuele misbruiken van minderjarigen (zo 'n 85%) gepleegd worden binnen gezinnen, door gehuwde personen.
Tweede hypotheseVermits het niet ligt aan het celibaat of aan de katholieke moraal, waar moeten wij dan de oorzaak van deze verdorvenheden zoeken? George Weigel duidt op een andere mogelijke verklaring. Hij heeft een belangrijke studie over het seksueel misbruik door priesters in de Verenigde Staten uitgebracht en heeft de conclusies ervan in zijn werk “The Courage to be Catholic” gepubliceerd [2]. Dit boek, dat geschreven werd tijdens het jaar 2002, juist na de crisis van het seksueel misbruik in de Verenigde Staten, is een boeiende studie van de oorzaken, de omstandigheden en de actoren van deze droevige gebeurtenissen. Hoewel sommige van zijn bevindingen slechts voor de Verenigde Staten gelden, geeft hij een diagnose van de oorsprong van de pedofiliecrisis die heel universeel is.
Hij denkt dat deze crisis binnen de Kerk voortkomt uit twee stromingen die elkaar op een gegeven moment gevonden hebben. De eerste werd op dat moment (de jaren zestig) in kerkelijke kringen “de opening van de Kerk naar de moderne wereld” genoemd. Deze opening, die gerechtvaardigd was, werd spijtig genoeg zonder enige nuance gerealiseerd. De wereld is immers nooit het paradijs geweest, en zeker niet op dat precieze moment van de geschiedenis.
De jaren zestig waren de jaren waarin een absolute vrijheid werd opgeëist, vooral op seksueel vlak. Het hoogtepunt van deze beweging was de revolte van mei 68. In die tijd moest alles worden toegelaten. “Verboden te verbieden” was toen een van de meest verspreide slogans. Een van de te doorbreken taboes was de seksualiteit met minderjarigen. Verschillende bekende figuren (waarvan sommigen vandaag nog steeds verantwoordelijke posities in de maatschappij bekleden), hebben zich in meer of mindere mate ten gunste van de pedofilie uitgesproken.
Een eerste indicator van het belang van de door Weigel genoemde piste komt van de statistieken over het seksueel misbruik van minderjarigen aan beide zijden van de Oceaan. Zij bereiken een hoogtepunt tussen de jaren zestig en de jaren tachtig.
De versmelting van deze twee tendensen — in de Kerk, de opening naar de wereld en in de wereld het opeisen van de “seksuele vrijheid” — bracht met zich mee dat brede lagen binnen het katholicisme het morele onderricht van de Kerk gingen verwerpen. Symbolisch is in dit verband het vijandige onthaal van de encycliek “Humanae Vitae” over de geboorteregeling. Deze ongehoorzaamheid werd slechts zwakjes veroordeeld. Men mag zelfs stellen dat zij oogluikend toegelaten werd. Op dat precieze ogenblik is de polarisatie binnen de Kerk ontstaan, een fenomeen dat vandaag nog steeds blijft voortbestaan.
Dat alles heeft het fenomeen van dissent , zoals dat toen heette, versterkt. Het ging om een meningsverschil dat geleidelijk aan over de hele morele leer van de Kerk i.v.m. seksualiteit ging. Dissent was een houding van theologen, seminarieprofessoren en -opleiders alsook een deel van de clerus. Het breidde zich alsmaar meer uit en tastte andere punten van de leer aan, zoals de kern van het priesterschap (dat meer beschouwd werd als een sociaal dienstbetoon dan als een echte ambt waarin de priesters in naam van Christus en in persona Christi handelen). Vermits de wereld waartoe men zich moest openen democratisch en “progressist” was, weigerde men voortaan “conservatieve” waarden te erkennen, zoals de Traditie en het bestaan van de hiërarchie. Zo werd het oude Latijnse adagio “corruptio optimi pessima” bewaarheid, de afvalligheid van een deel van de geestelijkheid leidde tot verschrikkelijke dwalingen, waar men zich vandaag duidelijk rekenschap van geeft.
Tot hier in grote lijnen een beschrijving van de ontwikkelingen die een hele reeks theoretische en praktische ontsporingen in de hand gewerkt hebben. Om volledig te zijn, zouden wij nog dieper moeten ingaan op eigenheden van de afzonderlijke landen. In verschillende van die landen leidde de Kerk scholen en internaten en vele priesters en religieuzen waren bijgevolg in dagelijks contact met kinderen en adolescenten. Tezelfdertijd hadden zij ook een machtspositie, wat de straffeloosheid nog bevorderde. Vergeten wij ook niet het prestige en de autoriteit die de Kerk en haar instellingen in die tijd nog omringde. Alle ingrediënten die de catastrofe zouden veroorzaken waren bijgevolg aanwezig.
Slechts zeer laat gingen de ogen open, want voorheen was men blind of wou men blind zijn, en niet alleen in de Kerk. Professor Adriaenssens stelde dat in de jaren dat de feiten talrijker waren, het fenomeen van de pedofilie nieuw was, zelfs voor psychiaters. En Stéphane Durviaux, adviseur van de Afgevaardigde voor de Rechten van het Kind in België heeft verklaard dat tot het uitbreken van de zaak Dutroux, Justitie in België het zeker niet beter deed dan de Kerk ( Le Soir , 15-9-10).
ConclusieAls de diagnose van Weigel klopt, zal naast de zorg voor de slachtoffers en de bestraffing van de daders, in brede sectoren van de Kerk een taak van doctrinale en morele herbronning verdergezet moeten worden. Deze taak is begonnen bij de uitverkiezing van Johannes-Paulus II als opvolger van Petrus. Zij wordt verdergezet door Benedictus XVI, die hardnekkig verder werkt aan wat hij de zuivering van de Kerk noemt. Deze taak veronderstelt een proces van verduidelijking tegenover de wereld en het overheersende denkpatroon dat voortkomt uit de jaren zestig. Het is een taak die duidelijk weerstand, zoniet vervolging zal opwekken.
Emmanuel Cabello is priester, Doctor in Opvoedkunde en in Theologie . Deze tekst werd uit het Frans vertaald door Ludwig Van den Dries.
[1]Om de verhouding tussen pedofilie en celibaat te verklaren, moeten er twee bijkomende bemerkingen gemaakt worden: de eerste komt van Mgr. Charles J. Scicluna, rechtspromotor bij de Romeinse Congregatie die de gevallen van pedofilie behandelt. Hij heeft aan het dagblad Avvenire (13-3-10) verklaard dat 60% van de als pedofilie bestempelde gevallen eerder als “efebofilie” beschouwd moeten worden, vermits de slachtoffers geen kinderen waren, maar adolescenten van hetzelfde geslacht (cf. Seksuele misbruiken bij priesters ). De tweede is eigenlijk vanzelfsprekend: er bestaat soms een omgekeerd verband tussen celibaat en pedofilie, in de mate dat bepaalde personen met een affectieve onrijpheid toevlucht zoeken tot het priesterschap. In dit verband heeft de Congregatie voor het Katholiek Onderwijs op 4-11-2005 een richtlijn gepubliceerd, teneinde de selectiecriteria voor de kandidaten tot het priesterschap nauwer te omschrijven. [2] Basic Books, New York 2003. Bron: http://www.nl.didoc.be/ |
woensdag 22 december 2010
Wat is de oorsprong van de pedofiliecrisis in de Kerk?
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten