Welbeminde broeders en zusters,
Ge zult er u bij moeten neerleggen: wij zijn allen geroepen, jullie en ik om heiligen te worden, naar het voorbeeld van hen die wij vandaag vieren. Wat een groot programma, zult ge me zeggen! Hoe kunnen wij heilig worden met ons leven zoals het is, met onze
lichtpunten en onze schaduwen, met onze trouw en zoveel trouweloosheden?...
En toch zal God daarin slagen! Hij heeft de wereld immers geschapen alleen met dit doel. Met het doel dat de vrije wezens die wij zijn alleen maar zouden verlangen naar het geluk van het eeuwig leven met Hem. En Hij zal daarin slagen!... Want God wil het geluk van àlle mensen. En wat God wil, dat wil Hij ten volle, met zijn volmaakte en almachtige Liefde.
Want "de Liefde waarmee de Vader ons bemint is waarlijk groot!"
Er is maar één beletsel dat dat plan van God zou kunnen dwarsbomen, als ik dat zo mag zeggen.
Dat zou onze duidelijke en welbewuste koppige weigering zijn om ons door Hem te laten beminnen. Dat zou de vrije keuze zijn om tot het laatste moment ongelukkig te zijn op eigen krachten, dan gelukkig te worden maar dankzij Gods Liefde.
Maar behalve deze mogelijkheid, deze vrije keuze om het zonder God te doen - wat de hel is -, zal God erin slagen om heiligen van ons te maken, als wij daar vrij mee instemmen.
Ja de zaligsprekingen die de heiligen die op de kalender staan, op exemplarische wijze beleefd hebben, zullen op een dag het hart zijn van onze eeuwige zaligheid en van hemelse onuitputtelijke vreugde. En nu reeds - op sommige genademomenten - en die zijn er! - kunnen wij al een voorsmaak hebben van die schoonheid en vruchtbaarheid, door de afstraling in het (clair obscur) van dit leven, van de overstelpende vreugde die ons te wachten staat.
Als wij immers nu al kinderen van God zijn - wat wij zullen zijn, is ons nog niet helemaal duidelijk - maar welk een zaligheid zal het zijn als de Zoon van God ons zal verschijnen!...
Om heilig te worden, hebben wij dit leven ter onzer beschikking, dit leven hier op deze aarde, dat zo kort is. En zalig zijn wij, als we, zo goed als we konden, al onze jeugd aan God hebben gegeven. Maar als wij in de lente of in de zomer van ons leven door de roes van onze successen of onze tegenslagen, God de rug hebben toegedraaid en ons hebben vastgeklampt aan onze vluchtige kleine genoegens, dan komt de herfst van ons leven, die ons al onze illusies ontneemt. Al wat dan geen waarachtige zaligheid is, al onze voorbijgaande genoegens, zullen dan wegwaaien, zoals de blaren in de najaarswind... Dan komt het enig noodzakelijke in dit leven heel zachtjesaan terug zijn plaats innemen. En als de dood niet opeens haar intrede doet, dan komt de winter van ons verblijf hier op aarde: als het leven ons langzaamaan verlamt, als problemen met de gezondheid zich opstapelen, dan komt uiteindelijk de laatste fase van de doodstrijd...
Hoeveel mannen en vrouwen - en ook wij zullen daar waarschijnlijk bij zijn - worden geen heiligen in die laatste jaren, die laatste maanden, die laatste dagen of allerlaatste momenten van dit leven? We moeten dan immers uiteindelijk alles loslaten, waaraan we daarvoor zozeer gehecht waren... Met een helderheid waarvan allen Gods barmhartigheid de rauwheid zal kunnen verzachten, zal ik mij dan realiseren dat ik zo dikwijls geleefd heb vanuit mezelf en dat ik veel te vaak de bronnen van de ware vreugde links heb laten liggen. Dan zal ik, zoals de heilige Augustinus, tranen schreien van berouw: "Laat heb ik u bemind, oh Schoonheid, zo oud en toch altijd zo nieuw, laat heb ik u lief gehad!" Onder andere daarom is het zo belangrijk om, met de hulp van palliatieve zorgen, het natuurlijke einde van ons bestaan hier op aarde te respecteren. Dat geeft ons leven de gelegenheid om zijn laatste vruchten te dragen, vruchten van bekering, van verzoening met God en met zijn naasten, vruchten van vrede en vreugde.
Mgr.André-Joseph Léonard
Geen opmerkingen:
Een reactie posten